zondag 28 december 2014

Sneeuwvlucht

Het is de ochtend van de dag die gisteren morgen was. De vroege, vroege ochtend. We rollen het hotel uit en glijden naar de auto om de koffers er in te lepelen, ons zelf erbij te schuiven en weer richting vliegveld te gaan. De gesmolten sneeuw op het dak heeft zich in de nacht om de wagen aaneengevroren tot een staalharde cocon, dus Operatie Starten & Gaan wordt Gedoetje Met Aan De Deur Sjorren Tot Ie Eindelijk Open Kraakt, Verwarming Op Vol En Bikken, Krabben, Schrapen. Dat werkt ook.

Het knusse vliegveld begint ons te passen als een huiskamer. De twee uur extra vertraging die volgt, zetten we blijmoedig om in croissants en chocoladebroodjes voor de feestelijke Franse stemming. We verhuizen van gate naar gate. Bijna in polonaise.

Niet iedereen kan er de humor wel van inzien. Emoties lopen op over de salamitactiek in het melden van vertragingen. Bozige stemmen eisen de baas te spreken, zonodig de baas van het vliegveld. Marechaussees groeperen zich rondom het onwetende personeel van de luchtvaartmaatschappij. En passant voeren ze maar weer een keer de roker van gisteren af. Hij heeft nog steeds straf.

Dan is het toestel zover. De ambitie tot amok luwt, we gaan aan boord. Dit is vast de eerste keer dat er al luid geapplaudisseerd wordt bij het in beweging komen van een vliegtuig.

De vlucht duurt een dik uur. Dat is geen tijd. Het is wel tijd om te ontdekken hoe we bij ons appartement geraken. Het vliegveld is in chaos; tweehonderd passagiers die er gisteren wel waren geland, hebben de hele nacht hun zegeningen kunnen tellen op de vloer van de aankomsthal. En ze komen nog steeds niet weg vanwege de situatie op de wegen. Met het binnenkomen van elk nieuw vliegtuig puilt het gebouw verder uit.

De shuttle die we voor gisteren gereserveerd hadden, is er niet en gaat ook niet komen. Geen taxi of bussen naar ons skioord te bekennen... wel een lijnbus naar het station. Het zal toch niet? We zien het als een teken van de OV-fee die ons met haar gouden tandjes toegrijnst. Bus, trein en nog een bus doen het uitvoerende werk, wij het zittende en wachtende gedeelte.

De chauffeur laat ons voor de deur van het appartement uitstappen. We zijn er al, na nog geen 40 uur reizen. De terugreis kan alleen maar minder zijn.


zaterdag 27 december 2014

Sneeuwjacht

Vandaag gaan we op reis. Wekenlang somberden de media met valse sympathie over groene pistes en subtropische temperaturen in het alpine gebied. Maar nu wij klaar zijn om erheen te gaan, is het weer er ook klaar voor. Het slaat om als een kano die door een bijziend nijlpaard wordt beklommen.

We zijn op alles voorbereid. De auto als mobiel kader voor de personen en koffers van diverse aard en grootte is de avond ervoor als een chinese legpuzzel afgevuld met de bagage. Dat scheelt 's ochtends vele kostbare en koude momenten.

En koud is het, als om kwart voor vier de wekker gaat. Een decimetertje sneeuw ligt al op de grond, zakken vol wit razend schuim worden nog horizontaal uitgeklopt. Als iedereen is bijgeschoven in de juiste positie ligt er binnen ook al een wit tapijtje. Gaan! We hobbelen als poolnomaden door het nachtelijke landschap. Er is geen onder of boven meer, alleen ijsklonten onder de ruitenwissers en een roterend sneeuwkanon van voren. Gelukkig geen geschaarde vrachtwagens op ons pad. We bereiken de luchthaven op tijd om in te checken. 


De koudeval heeft ook de luchthaven in de greep. Pas een uur na beoogde vertrektijd mogen we in de bus die naar het vliegtuig gaat. Een symbolische actie, want voordat de deuren sluiten moeten we terug naar binnen. Een uur later een tweede poging, nu bereiken we onze zitplaatsen. Daar zitten we dan drie uur lang, totdat de marechaussee een ontevreden roker van boord haalt en de pendelbus de overige passagiers. Er is namelijk onvoldoende ontijsmiddel op voorraad ons de lucht in te helpen.


In de vertrekhal is het weer wachten. Op het weer. Tevergeefs. De luchtvaartmaatschappij boekt iedereen op de vlucht van de volgende dag en zendt ons heen. Met ruimbagage, inclusief een gebroken wiegframe en een gescheurde kofferschaal, nog geen airmile afgelegd.

Morgen gaan we op reis. We zijn op meer dan alles voorbereid.

zaterdag 20 december 2014

Babybedoelingen

Het is bekend dat communicatie voor slechts 7% door het gesproken woord wordt ingevuld. De rest is silence. Of bestaat uit knikjes, gehum, aha-aha, grote ogen, blosjes, een trilling bij het linkeroog, achteruitdeinzing, klotsende oksels, vluchtgedrag dan wel een spontane refluxfontein. De expert luistert naar meer dan de woorden en interpreteert de gehele boodschap in z’n samenhang.


Een baby ontbeert nog ten enenmale spraak. De lichaamstaal bestaat voornamelijk uit een onbeheerst vuistschudden en het laten lopen van lichaamssappen uit alle voorhanden openingen, maar daar moet beter niet teveel betekenis aan worden gehecht. De eerste zes weken is er ook geen sprake van blikken van herkenning of lachpogingen. Er is alleen gehuil. En de stilte dus.

Gehuil betekent dat er iets niet lekker gaat. Er is sprake van honger, koude voeten, oververmoeidheid of schrale billen. Of van een overvolle maag, een heet hoofd, slaap dan wel weltschmerz. Zoek het maar uit. Pas als de stilte intreedt, is het probleem opgelost. Alle tussenliggende pogingen tot remedie eindigen meestal in ernstiger gehuil.

De overgang is abrupt. Een tornado van emoties luwt binnen een seconde tot halfgeloken oogjes als de juiste snaar is getroffen. Bij een vals akkoord schaalt het alarmniveau gemakkelijk nog een klasse op. Een jonge baby kent geen tussenweg. Geen nou, ach, tja, eh, vooruit dan maar. Het is goed of niet. Hè hè, de melkfles. Stop de sirene, start de slurpgeluiden. Als ouder is het een explosieve tombola. Soms is 7% gesproken woord toch best wel fijn.

Naarmate we ouder worden vervangen deze grenzen tussen zwart en wit. We verkennen gaandeweg de middenweg, maar we hebben er ook aanmerkelijk langer ervoor nodig om van de ene in de andere gemoedstoestand te komen. We ontploffen niet meteen. We kalmeren al veel minder snel; nog eens bozig overdenken, wat mokken en pruilen, na een paar dagen een eerste geknepen glimlachje en dan klaart de lucht weer. En we onthouden het nog jaren voor een geschikt moment in een spelletje jamaarjijookaltijd-en. Ons leer- en reageergedrag heeft veel weg van een dynamisch regelsysteem; met betere inregeling worden de overgangen minder scherp en de voorspelbaarheid hoger.


Het binaire karakter van de babycommunicatie wordt duidelijk geïllustreerd in popmuziek. Niks: misschien! Het is toch geen schrijnende rijmarmoede die het Engelstalig repertoire met deze magistrale zinnen heeft verrijkt…? Meezingen mag:
  • Yes sir, thats my baby, no sir, I don't mean maybe (Frank Sinatra)
  • It's time to leave you, baby, and I don't mean maybe (The Faders)
  • Gonna miss me baby and I don't mean maybe baby (George Jones)
  • Speedin' back to my baby, and I don't mean maybe (Kiss)
  • I love you baby, I don't mean maybe (Johnny Horton)
  • I just wanna be your baby, I don't mean maybe (Harlem)
  • I'll be darlin' if you be my baby, 'cause I love you honey and I don't mean maybe (Buddy & Julie Miller)
  • I wanna love ya baby, I don't mean maybe baby (Neneh Cherry)
  • Why don't you come on baby right now I don't mean maybe (Ron E. Beck)
  • Won't you be my baby, well, I don't mean maybe (David Orrell)
  • He's my baby, I don't mean maybe (John Prine)
  • Well be-bop-a-lula, she's my baby, be-bop-a-lula, I don't mean maybe (Gene Vincent, Cliff Richard) 
Het moge duidelijk zijn wat er bedoeld wordt. Ik ga een flesje klaarmaken.

zondag 7 december 2014

Thuiswerken (2)

Na een eerste thuiswerkannexbabycaredagje kan een tweede gelegenheid toch ook niet moeilijk zijn. Wat kan er nou helemaal misgaan.

Nou, om te beginnen, statistiek op n=1 levert oerstrakke grafieken, maar voorspelbaarheid met de degelijkheid van drilpudding. Nog geen ritme voor mij noch de baby en dus geen gezamenlijke cadans. Aan de slag.

Onverwacht snel hoor ik geluidjes uit de wieg die wijzen op een ontluikende hongeraanval. Dat is niet zoals gepland; ik moet zo een telefonische sessie leiden. De wijzer op de geluidsschaal verschuift van gepruttel richting lawaai. Headset op, laptop op de wieg, 1 hand om te typen en 1 om het speentje op z’n plek te houden. Dat werkt uitermate goed voor alle betrokkenen. Het Nieuwe Werken kent vele vormen, waarvan ik deze nog niet in de arbofolder ben tegengekomen.

Een zwaardere opgave blijkt de voeding. Vorige keer worstelend met sloom ontdooiende moedermelk, nu is het de eerste keer kunstvoeding. Gehoorzaam volg ik de gebruiksaanwijzing om dit met kokend water aan te maken. Nu heb ik een onhandelbaar hete fles. Van -18 naar 37 graden gaat toch sneller dan vanaf 100.


Wanneer het moment suprême daar is, dien ik in mijn rol van maître d’ de dagsoep op in het even nieuwe flesje. Een nieuwe serveermethode en een nieuw recept voor deze monoculturele en al luidkeels protesterende clientèle. Hoe gaat dat vallen?

Ze valt erop aan als een leeuwin op een gazelle. Haar hoofd schudt en ze snuift alsof ze de fles aan stukken wil rijten. Het is zowaar even stil. Dan vertrekt haar gezicht van afschuw en geeft ze een gefrustreerde brul. OMG! Toch te heet? Vies? Hoe overleven we de komende acht uur als ze dit niet lust? Dan probeer ik het zelf maar. Ik proef niks, ik zuig harder tot ik paars ben. Wat een wangspieren moet zo’n zuigeling hebben!

Proefondervindelijke tip voor de beginnende vader: zuigflessen hebben een dekseltje van binnen. Als je dat niet weghaalt, komt er geen druppel uit. Dat opgelost hebbende wordt de fles in hoog tempo weggeklokt. Ze steekt haar knuistje triomfantelijk omhoog  en haar ogen zakken dicht.


Misschien ben ik iets te volgzaam voor gebruiksaanwijzingen. Ons kraanwater is nog stukken zuiverder dan de Chinese smeltsneeuw waar het merendeel van Hollandse babyvoeding mee wordt aangemaakt. Volgende keer gebruik ik water uit de regenton.

vrijdag 28 november 2014

Miezerig

Vlieg er eens uit? Loop er eens in! Tijd voor een rondje langs de high tech velden in binnen- en buitenland.

Is werkterrein Benelux nog met de auto rond te toeren, voor de trip naar Hamburg en Manchester wring ik me in de prijsvechtersklasse. Het zal niet lang meer zal duren voordat daar een slimme calculator het management tipt dat de geachte clientèle best bereid zal zijn om ook te betalen voor voldoende zuurstof aan boord.

Mijn aanvalsplan is simpel. Prik een hotelletje vlak bij de luchthaven. Vlieg er 's avonds heen, wandel naar de kamer, rol in bed en sta 's ochtends fris en vroeg op om met een goede ov-verbinding de werklocatie te bereiken.

In Hamburg gaat dat Duitsgrondig goed. Binnen een half uur na de landing zit ik op de rand van m'n bed. Er is alleen geen shampoo, maar daar gaat vast en zeker nog iemand om ontslagen worden.


Manchester is meer weerbarstig. De Airport Inn ligt inderdaad naast het vliegveld. Maar wel aan de verkeerde kant, onbeloopbaar en shuttleloos. Ze hebben de naam er vermoedelijk alleen opgeplakt om gasten te waarschuwen voor geluidsoverlast.

De taxichauffeur is blij met het ritje van twintig minuten omrijden. Weer iemand die de kleine lettertjes niet wilde bestuderen. Nou heb ik wel meer waar dat voor geldt. Bijvoorbeeld voor de zwarte beestjes in de badkuip. Of conversatie uit de belendende kamers. De douche die beter inzetbaar is als industriële staalplaatsnijder. De onwinbare wedstrijd in de lobby tussen een hysterisch knipperende kerstboom en twee ADHD oplichtende gokautomaten.

De slaap is genadig. Het ontbijt niet. Worst, spek en vette sauzen. Het brood bestaat uit plakken fletse, kruimelende tapijttegel. Ik veer op als er croissants arriveren. Mais non, het Britse culinair geheugen is sinds 1066 flink gehavend. Een vervelende droom? Nadat de koffiemachine gerepareerd is, wordt de realiteit alleen maar harder.

Als de lauwe receptionistas vervolgens ook kans zien om een taxibestelling twee keer te verknoeien, vermoed ik dat de aanpak à la Fawlty Towers deel uitmaakt van het standaard opleidingsprogramma aan de Engelse hotelschool.

Een ritje door bakstenen voorstadjes en glooiend graslandschap met z'n bruggetjes en heggen maakt alles goed. Uiteraard miezert het. Af en toe krijg ik een hartverzakking als ik me te laat realiseer dat de chauffeur geen Top Gear presentator is, maar dat het hier doodnormaal is om rotondes linksom te nemen.


Een verhaal van twee steden in twee dagen. Hamburg - Manchester staat 1:0. Nu naar home sweet home voor de derde helft.

dinsdag 25 november 2014

Adrenaline versus oxytocine

Voor de levensgenieters die hun biologielessen liever in het fietsenhok dan in het klaslokaal praktizeerden: conceptie, zwangerschap en bevalling worden bestuurd door een feestelijke cocktail van hormonen. Het meest interressant, met excuses aan een arsenaal onmisbare overige, vind ik het duo adrenaline en oxytocine. Tjechov in een notendop. 

Oxytocine snoert liefdevolle banden aan als een SM-meesteres. Voor een buitenstaander lijken een bevalling en de eerste doorwaakte maanden een stuiterende uitdaging. Voor de binnenstaanders is dat ook zo. Maar onbewust onbewust gemaakt door deze lovedrug wordt alles door een roze gloed omhuld.

De randvoorwaarden voor een succesvolle bevalling zijn niet dezelfde als bij een hardloopwedstrijd. Daar is het strijdtoneel waarop adrenaline zegeviert. Geen zoet getalm en zwijmelen bij de schoonheid van passerende ballonkuiten, maar grimmig en grommend de voorhoede van het veld zien te bereiken. 

Mijn dubbele habitat. Het beste van twee werelden. Verdoofd door een babygrijnsje. Killerinstinct bij een haperende zuigfles. Ik krijg geweldige armspieren door het dagelijks liften van babyzitjes. Brakke nachten geven me zicht op ongeplande ochtendlijke loopruimte. 

Terug naar de les. Laten we bij de feiten blijven. Niks roze wolk, het gaat gewoon geweldig. En een PR lopen kan ik dus ook nog steeds. Wat een verrijking. Daar is geen fietsenhok voor nodig.

zaterdag 15 november 2014

Zevenheuvelenloop 2014 – Onthecht

Jaarlijks werp ik me een keer op de vijftien kilometer. Een afstand die op wedstrijdniveau nu eenmaal minder vaak op de agenda staat dan een 10 km of 10 mijl. Het terugkerend strijdtoneel van keuze: de Zevenheuvelenloop. De inzet: elke keer een tandje sneller over het bollend landschap hollen.

Vorig jaar heb ik voor het eerst in mijn rencarrière verzaakt, maar het loopt gewoon niet lekker met hechtingen op kritieke plekken. En nu heb ik dus iets in te halen. Te kloppen: mijn PR, gelopen in marathonvorm, uit 2012.

Ik ben niet de enige die gelokt wordt door het gezang van de golvende bossen. Het parcours blijkt ook een lustoord voor de snelsten dezer aarde voor de verdere aanscherping van hun records. Vandaag bevind ik mij in goed gezelschap:
1. Leonard Komon, wereldrecordhouder 10 en 15 kilometer
2. Zersenay Tadese, wereldrecordhouder 20 kilometer en de halve marathon
3. Daniele Meucci, Europees kampioen marathon
4. Khalid Choukoud, Nederlands recordhouder op de 15 kilometer (in 43.33)
5. Paul Zwama, Nederlands kampioen op de marathon
6. Priscah Jeptoo, sterkste vrouw ter wereld op de marathon
7. Emily Chebet, regerend wereldkampioene cross
8. Hilda Kibet, snelste Nederlandse op de halve marathon dit jaar
9. Miranda Boonstra , al vaker hier de snelste Nederlandse, waaronder in 2013
10. En naast mijzelf nog 30.000 anderen


Gehecht als ik ben aan vrije tijd en improvisatie, heb ik ter voorbereiding de afgelopen zes weken toch een streng schema gevolgd, met 4-5 trainingen per week. Voor het onvoorspelbare seizoenseffect bagger ik door regen en vlinder ik door zonneschijn. Ik gebruik weer een hartslagmeter voor betere dosering van m'n energie. En om een beetje heuvelgevoel te kweken in mijn vlakke Westbrabantse knollenknollenland pak ik wekelijks alle lokale viaducten en de stationsoversteek een keer mee.


En wat is het renrendement van deze Spartaanse voorbereiding? Het regent: check. Het is heuvelig: check. En ik doseer m'n snelheid zo secuur mogelijk over de afstand en hoogtes: tripple check!

Missie geslaagd, slechts een halve seconde per kilometer sneller dan twee jaar geleden. Op het nippertje!

Rennend naar het station haal ik nog net de trein. Er zit nog reserve in voor volgend jaar. 

dinsdag 11 november 2014

Thuiswerken

En zo gebeurt het dezer dagen dat moeders voor scholing op stap gaat en vaders een halve dag lang de rol van thuisblijfouder op zich neemt. Een eerste keer is er voor alles en waarom ook niet; een ouder is een ouder. Alleen is gelijke behandeling der seksen iets anders dan gelijke kwalificaties. Wat vooral niet over het hoofd mag worden gezien, is dat de mannelijke eega geen zuivel produceert ter laving van een pasgeborene.


Dus is er van tevoren gepraktiseerd met een proef(f)lesje gekolfde melk – tot volle tevredenheid van alle betrokkenen. De koelkast bevat een laatste tap, de vriezer een voorraad om de winter te overleven (een Hollandse winter) en de thuiswerkdag kan beginnen.

Het openklappen van de laptop triggert een voorzichtig huilen. Meer dan honger naar kennis of internetvertier lijkt dit de behoefte aan een eerste drankinfuus. Als ik de koelkast openzwaai valt me pas op dat de daar aanwezige portie niet in zuigflesformaat is. De wel passende flesjes bevinden zich op minus 18 graden Celsius. IJsje, iemand? Het huilen zwelt aan.

Geen tijd om de bevroren klont op kamertemperatuur tot ontstolling te laten komen. Met een pannetje handwarm water kolk ik het flesje naar lichaamstemperatuur. Vanaf mijn schouder loeit bij tijd en wijle een ongeduldig schreien in mijn oor. Ik zet mazurka’s op en wieg synchroon met de muziek de melk en de kleine. Voor mij is Chopin een oeroude rustgevende achtergrond. De genetische lijnen bewijzen zich, want tegen de tijd dat ik in mijn eigen babytaal (ta-da!) het speentje voorhoud, bevindt de gast van melkrestaurant De Laatste Slok zich in een diepe slaap.

Urenlang blijft het stil. Ik kan bellen en werken volgens gehoopte planning. Haar nog geïmproviseerde jazzy eetwaakslaapritme voert bladzijden lang alleen maar rusten ten tonele. John Cage op repeat.

Als ze dan ontwaakt ben ik helemaal voorbereid. De eerdere portie inmiddels afgekoelde kindermelk is weggekieperd met het au bain Mariewater, vers ontdooide porties staan gereed om op te warmen. Na de lange slaap en verschoning verdwijnen er stuwmeren melk in voordat ze weer indoezelt.


Dat valt helemaal niet tegen. Het lijkt een hoop werk, maar het wordt vast elke keer makkelijker. Nu heb ik dorst. Ik rol van de bank, rek me uit, loop naar de keuken en schenk mezelf ook maar eens een glas melk in. Oud gedaan. Proost.

zaterdag 1 november 2014

Langzaam lopen

Deze mooie najaarsdag, nu het even kon, lopen we met ons dochtertje in het wagentje de stad door en te slenteren in de zon. Je wimpers zijn lang genoeg om als parasol te dienen.


Tien dagen oud, al elke dag anders, groeiend en bewegend. Een mimiekpalet met grimasjes, gefrons, megagapen en minilachjes. Daartussendoor een zenserene blik op oneindig, wat voor een mens van deze leeftijd ongeveer 25 centimeter is. Wapperend met je armen wanneer je dorst krijgt. Als de ober daar niet alert op reageert, aangevuld met een hikkend aanzwellende sirene.

De dag bestaat uit cycli van drinken, dommelen en slapen. Het liefst als parallel continuüm, wat jou betreft. Hier moeten we onze grens qua inbreng toch trekken.

Het verschonen en het wisselen van kleertjes wordt steeds inzichtelijker. Na een kwartier frummelen verschijnen dan toch de teentjes aan het einde van de pijp van het pakje. Met een beetje mazzel is het ook het juiste been. Halverwege de nacht is de focus niet optimaal. Als gevolg daarvan halverwege de dag nog steeds niet.

In de lift van het warenhuis verdringen zich de andere passagiers om je heen. Ze noemen je prulletje. Je opent een lodderoog en steekt minzaam je tong uit. Zo, dat is duidelijk. Buiten dribbelen we over de steentjes, met een hand navigeer ik de wagen als een F1-courier in slow motion. Je sluit je ogen en droomt met ons mee.

Als het zou kunnen liepen we nog langzamer. De meneer van de radio bevestigt het: dit is de mooiste 1 november aller tijden.


dinsdag 21 oktober 2014

Project O.

De babychecklist telt meer dan 60 soorten items om in huis te halen, variërend van klein spul tot complete transportmiddelen. Voor de kennelijk minder stoutmoedigen staat een vluchttas op de lijst. De leveranciers bieden een overweldigende keuze. Ze adviseren meestal het topmodel, want je wilt toch niet minder dan het beste en het veiligste?

Het enige dat je niet inkoopt is de baby zelf. Want kindertjes komen van de ooievaar. En de ooievaar dan? Die vallen niet zomaar uit de lucht. Ook al duikt er vandaag een omineus exemplaar laag over de snelweg vlak voor mijn voorruit langs, meegetroond op windkracht 8.


Als er na het plunderen van on- en offline winkels voor de man niets mee valt toe te voegen aan de wachttijd dan woorden van steun en toeverlaat, wordt het tijd voor actie. Een project dat wel naar eigen hand te zetten is. Ik recht mijn rug en sluit me op in het schuurtje, pardon, de man cave. Eerder heb ik daar al materialen naartoe gesleept voor m’n overlevingspakket. Platen triplex, potten verf, rijen kwasten en niet te vergeten een op ware grootte geprint model dat ik met behulp van de decoupeerzaag omzet in een houten afbeelding. Rwaoh!

Want voor het eerste kindergeschrei, moet er nog iets vrij in mij. De creatieve drang om de grootste, mooiste en meest multifunctionele ooievaar te maken die sinds mensenheugenis een huis getooid heeft. De schetsen stapelen zich op. Motorisch klapwiekend, aangedreven door zonnecellen. Mechanisch flapperend met de oranje poten, bij het ronddraaien in de wind. Klepperbekkend op het variërende gewicht van sponsen in de regentijd.


Geniaal. Maar gezien de beperkte agendaruimte schroef ik het mentale pakket van eisen terug tot een vrolijke draaivogel aan de vlaggenstok. Twee lagen grondverf, twee lagen aflak; het moet wel kwaliteitje zijn. Fluitend krijgt het vorm. Ook ik kom in vorm. Ik voel me onbeschrijflijk lijfelijk. Zal ik nu alles maar in elkaar zetten? Immers, als de ooievaar er is, komt de rest vanzelf.

Met als resultaat inderdaad tempoversnelling. De dag erna wordt ze geboren. Het is gebracht. En prachtig. Hier begint haar eigen reis.

De ooievaar zelf, met z'n spanwijdte van bijna twee meter, voelt te zwaar om de korte vlaggenstokhouder mee te belasten, maar hangend aan een lijn tussen twee palen van 3,5 meter is ie in z'n element, draaiend, duikend en wiegelend op de wind zonder enige inmenging van techniek. Wat is de natuur toch mooi.



zondag 19 oktober 2014

Verzonden vanaf...

Het barcodelabel dat nog aan de kontzak geniet zit van de meneer voor mij op de roltrap. Het kaartje in het verjaardagskistje wijn, waarop de beste Kerstwensen 2011 van het bedrijf van de gever. Die persoonlijke brief, met als aanhef "Lieve [hiernaaminvoegen]". Het vierzitsbankstel van de buurman, de folie er al twintig jaar omheen. En de zoveelste boodschap in m'n mailbox met standaard neergekwakte ondertekening "Verzonden vanaf" gevolgd door de merknaam van een willekeurig elektronicaconcern.


Over witte sokken in sandalen valt nog veel te zeggen, maar waarom zo rondtoeteren welke merken je gebruikt? Je neemt toch niet op met: "Hallo, hier Joice op haar Galaxy 7½"? Je meldt je ook niet bij de slagboom met "Ik ben Hans met een BMW11. En o ja, ik heb een onderbroek van Björn aan. En thuis lezen we volkskrant.next.". Too much information. Way too much.

Waarom labelt iemand zichzelf zo graag met een logo? Van kleding kan ik het bijna geloven: de kwaliteit meneertje, de merkbeleving. De shirts met groene krokodil zijn namelijk superieur van kwaliteit en dat geborduurde beestje neem ik dan op de koop toe. En de truitjes van OhNeill zijn alleen maar te verkrijgen met een 1800-punts naamsvermelding, dus dan ben ik wel een wandelende reclamezuil maar ik zal en moet ze dragen want ze zijn goddelijk en verhullen mijn bierpens op ongelofelijke wijze. Voor auto's geldt mutatis mutandis hetzelfde; niemand gaat met een breekijzer het logo van z'n nieuwe glimmende bak te lijf.

Maar daar houdt het dan toch wel op. Waar ik een standaard handtekening in e-mail zie staan, vermoed ik digitale smetvrees, gekoppeld aan aperte onverschilligheid voor reputatie. Als je dan echt de bazuin wilt zijn van je telefoonmerk en status, doe dan standaard bij elk mailtje een kopietje van de aankoopnota. En foto's van vrouw, kinderen, minnares en bouvier. Een close-up van het gras in de voortuin. Het logboek van de sportschool. En een selfie waarop goed te zien is dat de neushaartrimmer z'n werk tot aan de voorhoofdsholte gedaan heeft.

Voor wie toch gehecht is aan een aftiteling met specificatie van de afzending – denk dan eens aan "Verzonden vanaf" aangevuld met een alternatief uit: Mijn typemachine / De achterbank van mijn Volvo Estate / Een Ikeameubeltje / Vandaag / Een heuveltop / Het allereerste begin / Een veilige afstand / Vliegveld Lelystad / De volgende afslag / 499 euro / De top naar het dal / 21 jaar / De buitenkant gemeten / Een zekere plaats / De overkant bekeken / M'n postvak Uit / De grond / The cloud / De vierde etage / Een plek met Internet / Kom je er niet zo makkelijk / Hier en niet verder.


woensdag 15 oktober 2014

B-day

En vandaag… (tromgeroffel) is het de dag. De strokenplanning aan de muur toont de laatste mijlpaal. Alle voorliggende vinkjes zijn gezet conform de afspraken, de aanstaande verandering is besproken en goedgekeurd, er ligt een positief advies voor vrijgave, de documentatie is bijgewerkt, de betrokkenen zijn geïnformeerd en de teams zijn er klaar voor: nu is ‘t tijd voor de go-live. Laat de baby maar komen!

Driekwart jaar draait het in de controles en conversaties om de Uitgerekende Datum. En dat is uitgerekend vandaag. Het onderliggende wiskundige model is alleen wat minder accuraat dan al die aandacht voor dag 0 zou doen vermoeden. Wat gegoochel met een liniaaltje op een echofoto en een ruwe cyclische aanname hebben een punt in de agenda gefixeerd. Anders dan bij andere projectvormen is daarmee de werkelijkheid nog niet gecreëerd. Maar gelukkig is er evenmin sprake van een gemiddelde looptijdoverschrijding van ettelijke maanden.

We vouwen de klapstoeltjes open, de blokjes kaas gaan rond. De spanning stijgt met de minuut. Getrommel op de stoelleuning verraadt een zeker ongeduld. Kom, kom. Een steelse blik op de klok. Een opgetrokken wenkbrauw. Gaat het ‘m vandaag nog worden?

Ik zet de waterkoker uit. Het blijft stil, de avond nadert. We trekken de agenda’s. Eind deze week, zelfde tijd? Doen we ‘t op locatie of online? En wie doet de communicatie? Ok, hierbij in kopie voor iedereen dan.

maandag 13 oktober 2014

Bloot

De nacht was vol regen, maar mijn hoofd is vanbinnen nog droog. Ik rek me uit en kruip onder de boom vandaan. Vandaag maak ik de oversteek.

Door het natte gras bereik ik de rand. De welving omhoog is steenachtig, rood, er zitten gaten in. De overkant is niet te zien, maar ik weet dat er zoiets als een overkant is. Heel soms komt er iemand vanaf de andere kant naar hier. De verhalen verlokken. Een zacht gerommel trekt door de aarde en door mijn buik. Het is tijd. Het roept. In de verte zie ik anderen, ook op weg. Starend naar daar.


Stukje bij beetje trek ik mezelf omhoog. Nog geen kwartier later ben ik boven. Ik kijk om me heen, er komt niets aan. Hier ga ik. Het glijdt nu nog goed, maar de zon begint te stijgen. Het wordt warm. Voordat het vocht verdampt is moet ik de overkant bereikt hebben, anders kan ik geen kant meer op.

Ik heb even niet opgelet en als ik het zie is het te laat. Met reusachtige snelheid komt het naderbij. Uitwijken kan niet meer. Ik trek m’n ogen in en wenste dat ik een huis had gehad om in te schuilen. Pal naast me dondert een kolossale fluorescerende constructie neer, twintig keer groter dan ikzelf. Modderdrab spattert in het rond. De onderkant heeft een geribbelde structuur, de bovenkant wordt met kabels bijeen gehouden. Een zwart omwikkelde pilaar rijst daarvandaan op, verdwijnend in de bewegende oneindigheid. Twee centimeter meer naar links en ik was puree geweest. Het stijgt weer op en landt een grote afstand verder. Het gedreun is oorverdovend, een hijgende windvlaag schuurt in m’n oren. Ben ik het zelf?

Geen groter reden dan voor een naaktslak om de weg over te steken, is er om in de herfst vroeg op te staan en te gaan hardlopen. Geen langzamer gevoel dan te proberen in een lange duurloop een lage hartslag te behouden terwijl de wil om sneller te gaan de bloeddruk aanjaagt. Langzaam wordt het licht in en om me heen. Nog een paar kilometer naar huis.

dinsdag 7 oktober 2014

Weeromstuit

Negen maanden is een lange tijd en die gaat zo voorbij. Van kikkerproef tot ontsluiting is een enorme eisprong, hoe gering ook nog voor de mensheid. Het is almaar groeien en wachten op het licht aan het einde van de tunnel.

In die tijd moet ook aan de buitenkant van de buik het nodige gebeuren om te zorgen voor een goede overdracht. Babykamer schilderen en inrichten, literatuur doorploegen, en daarnaast zelfs nog werken.

En regelmatig op controle. Wachtend op beeld en geluid. De stethoscoop speurt en vangt iets op. Het geluid van de hartslag klinkt als een signaal uit de ruimte op de knetterende en ruisende ontvanger. Een verre beschaving legt contact. De kleine astronaut beweegt zich in het moederschip en vormt met de radiosignalen een baken van levenstekens. Op de echo verschijnen armpjes en beentjes en dan een hoofdje dat kleine slokjes tot zich neemt.


Tegen week 35 voelt de verloskundige vervelend nieuws. Codenaam Stuit: de aankomende boreling heeft zich na de laatste echo weer met het hoofd omhoog gericht. Dit initiatief is niet handig voor de optie van thuisbevalling want met een beetje pech wordt dat een keizersnede. Nou betreft slechts een klein percentage van de geboorten stuitliggers (nog geen 3 procent), maar die geruststellende kleine kans is met de ontdekking van het feit explosief gestegen. Je hebt ook niks aan statistiek als je het nodig hebt.

Er zijn gelukkig remedies mogelijk. Een wentelpoging wordt ingepland. Tot die tijd wordt aangeraden om dagelijks bijvoet (jawel, het plantje) te branden in de nabijheid van beide kleine tenen van de moeder in spe. Men schermt met wetenschappelijke resultaten. Maar ondertussen zit ik elke avond als een sjamaan uit de kleine advertenties zwarte smeulende sigaren heen en weer te wiegen aan het voeteneind. Als er persoonlijke belangen op het spel staan mag de scepsis even terzijde.

Na een week volgt een controle-echo en de eerste beelden zijn meteen raak. Hoofdje naar beneden. Leve de voodoo! Maar een week later: weer een stuitligging gevoeld. Datzelfde uur: een inderhaaste echo bewijst het tegendeel. Ik zal toch niet voor jan joker rookgordijnen hebben opgetrokken? Je weet het niet. Het maakt niet uit. Het bed staat nu op klossen. We tellen de dagen.

zaterdag 4 oktober 2014

Binding

Wat is de literaire tegenhanger van een vernissage? Een kafting? Een inbinding? Bij een nieuwe uitgave hoort in ieder geval de inname van hapjes, drankjes, nog meer drankjes en een woordje van de belanghebbenden. Bij de doop van “Leren leven zonder lief” sta ik in het publiek, ik kan de rode loper bijna aanraken. Met twee oude vrienden naast me zijn we een manneneiland in een zee van vrolijke vrouwen. Het zouden wel eens vrijgezelle vrouwen kunnen zijn. We houden manmoedig stand.


Zoals de lezers van dit blog gewend zijn schrijf ik over uiteenlopende zaken, van joggen tot hardlopen. En met ijzeren regelmaat ook elk jaar over een cultureel dingetje. Zeeuwse spelen, Utrechtse Parade en bij dezen: een Hollands boek met universele strekking. Over het Leven en de Liefde. Meer specifiek, het leven zonder gepersonifieerde liefde. En waarom dat voelt als een gemis en of dat genegeerd, geaccepteerd of vervuld moet worden.

Oud klasgenote Zweek heeft een decade van mentale bergbeklimming in drukinkt gegoten om te achterhalen waarom het hebben van een relatie zo belangrijk voor haar is. Het knaagt vanbinnen, want ze is nu toch bijna oud genoeg om afstand te mogen nemen van emotionele bevliegingen. Waarom betekent alleen zijn soms ook eenzaamheid? Solo is de trend, maar kennelijk geen garantie voor totale gelukzaligheid.

Haar route meandert langs meditatieve inzichten en praktische no-go’s. Ze kijkt terug op haar ervaringen in datingland, het nut van hobby’s met leeftijdgenoten-van-de-andere-sekse en het beklemmende gevoel om in je eentje te genieten. Onstuitbaar blijft ze inzoomen op de frictie tussen gevoel en ratio. De onzekerheid en angst om alleengaand te zijn, waar komt het vandaan. Waar leidt het toe?

Het gaat over leren. Over leven. Het nu. Voor later. Met openhartige doorkijkjes naar de lusten en lasten van het middelbare singlebestaan trekt ze je naar zich toe alsof je naast haar loopt. We stappen stevig door, voordat de schemer valt.

Dit is geen zelfhulpcursus, zij is geen Kluunkloon. Het boek is verhelderend, intiem en humoristisch. Je mag mee op reis langs de afgronden en vergezichten van een leven dat herkenbaar is. Ze kijkt in zichzelf en naar de wereld. Inzicht en uitzicht. Je kunt jezelf niet dwingen om ontspannen open te staan voor een relatie. Pas als je dat loslaat ben je oprecht ongebonden. En wie weet wat er dan op je pad komt. Dat zie je dan wel. Eerst maar even een stukje hardlopen.

dinsdag 30 september 2014

9 Heuvelen

In het najaar loop ik al zo lang ik ren de Zevenheuvelen. Maar voordat (en als) ik deze keer opga is er al een heel ander bergachtig parcours afgelegd.

Ga er maar aan staan. Voor een keer ben ik geen deelnemer in het veld; ik heb alleen het startschot gelost. Ik kan toekijken en aanmoedigen, meevoelen, persen met gebalde, ingebeelde krachten. Maar zonder zelf daadwerkelijk mee te kunnen doen. En als alle toeschouwers langs de kant, niet bij machte om te voelen wat er echt omgaat in diegenen die voorbij komen.

De ziel van hardlopen is dat je zelf verantwoordelijk bent voor je prestatie. Het resultaat wordt hoofdzakelijk bepaald door hoe vaak je oefent en hoeveel je afziet, dat vermenigvuldigd met de factor aanleg, afgerond op weersomstandigheden en drukte. Al ben ik in de wedstrijd dan geen meester van m’n eigen bestemming, ik ben het wel van m’n uitkomst als gevolg van de gepleegde inspanning vooraf en tijdens.

Pang, en ze zijn weg!


Het is begonnen voordat je het goed en wel in de gaten hebt. Wel een mooie start, dat is niet misselijk. Daar komen ze uit de eerste bocht. Het is een onvoorspelbaar heuvelachtig parcours; ik ken het alleen uit de folders, maar ook voor de lopers is het elke keer weer anders. Een prachtig tempo hier, maar je ziet de vermoeidheid al meteen toeslaan. En de hongerklop; zakken zoetwaren worden op hoog tempo weggewerkt. Achter elke top verbergt zich weer een nieuw dal, maar het uitzicht bovenaan is telkens de moeite waard. Nu voor het lange stuk. De belasting wordt zwaarder, maagzuur speelt op. Het puffen klinkt al luider. De finish komt in zicht, wat gaat het worden? Dit wordt een heel bijzondere tijd!

zondag 7 september 2014

Tilburg Ten Miles 2014 – Walvisjacht

De boot doorkruist een oneindige zee. Het is de dagwacht van vier uur in de ochtend, maar ’s zomers zeilend op de poolcirkel blijft het dag en nacht licht. Aan de horizon ontvouwt zich een rookwolkje. Een onontdekt eiland? Een onderzeeër in nood, een stoomboot (Santa meets Sint)? Lang blijft het stil terwijl alles beweegt. Dan, vlakbij, duikt een groep walvissen op. Proestend glijden de kolossen over de top van hun kilometerslange sinusoïde tot ze pal voor ons onder de boot verdwijnen. Een gekoesterde herinnering, even onuitwisbaar indrukwekkend als het latere noorderlicht en de dagenlange zeeziekte bij elke verandering van zee-engte.


Twintig jaar later en veertien breedtegraden zuidelijker. Ik ben op weg om een walvis te slachten. Gelegenheid: De Ten Miles van Tilburg. Motief: Frustratie over mijn renprestaties. Middelen: Versleten sneakers en een gedeukt zelfbeeld. Wat is er in de tussentijd mis gegaan…

Ooit, vroeger, liep ik stabiel en gefocust, als een zombie bij maanlicht op weg naar de snackbar naast de kerk. Zonder horloge of oortje kon ik exact mijn gewenste snelheid aanhouden, mits niet hoger dan menselijkerwijs haalbaar, zo’n twaalftal kilometers per uur. Wetenschappers overwogen om de definitie van de seconde niet langer te baseren op die slordige halfwaardetijd van Cesium maar op mijn trainingstempo. Bijna had ik de rest van m’n leven doorgebracht op een loopband in een Franse vitrinekast.

Maar de laatste tijd zwalkt het, zeker in wedstrijden. Ik ga te hard van start, ik pers een recordtijd in de eerste kilometers, maar gaandeweg verslap ik en pas tegen het einde zweep ik mezelf op om dan weer hard over de finish te gaan. Dat is niet efficiënt; de beste wedstrijden loop je op een zo vlak mogelijk tempo. Geen heuvellandschap, en zeker geen walvisprofiel zoals ik vorige week nog presteerde. Dus nu wil ik terug op het rechte spoor. Als een streep naar het einde, ook al betekent dat inhouden aan het begin. En vandaag ga ik het doen.


De Ten Miles heeft dit jaar een drastisch aangepast parcours, dus ik moet sowieso opletten dat ik geen verkeerde afslagen neem. Ik laat mijn app me regelmatig bijpraten over de huidige en gemiddelde snelheid. Maar Runkeeper heeft meer wedstrijdstress dan ik en zit bijna een kilometer verkeerd met de afstand. Niet alleen bij mij, hoor ik later van anderen. Ondanks de gemankeerde informatie probeer ik tijdig m’n tempo af te zwakken of op te schakelen. De eindtijd valt mij niet mee, zelfs al zit ik bij de beste 30 procent. Volgens Runkeeper heb ik helemaal niet strak gelopen. De walvis heeft door de meetfouten zelfs een deuk in z’n staart gekregen. maar ook de officiële tijdwaarneming oogt niet heel vlak. Moby Dick is nog niet verslagen en Parijs gaat voorlopig niet bellen. Ik herlaad mijn mentale harpoen en broed vanuit mijn roeiboot op mogelijke acties.


zondag 31 augustus 2014

Dorpsloop Teteringen 2014 – Kartbaan

Al mijn loopwedstrijden gaan van A naar A. De cirkel van perfectie, praktisch vormgegeven in een hoekig stratenpatroon. Progressie zit in de gewonnen snelheid, niet in het terrein. Lange afstanden kennen soms een parcoursdubbeling; het afzetten van 42 kilometer wegennet is niet altijd mogelijk. Aan de keerzijde – juist bij kleine afstanden lijkt het vaker voor te komen dat een deel van de afstand meermalen wordt afgelegd. De bontste uitvoering loop ik vandaag, door vier keer hetzelfde stukje van 2,5 kilometer af te leggen voordat de startlijn de finishlijn mag heten.

I will say this only once: herhaling – is – niet – leuk. Strafwerk bestaat niet voor niets uit het volpennen van vellen met didactische teksten, kennelijk in de hoop dat de beschuldigde na afloop met carpaal tunnelsyndroom in de polsen en een mantra in het hoofd het lokaal verlaat. Ik zal nooit meer… Maar het werkt wel. Oefenen, oefenen, oefenen, dat brengt natuurlijke beheersing.

De kracht van herhaling is zowel resultaat als inspanning. We kunnen niet alleen helden maar ook geniën zijn als we maar ons best doen; talent is slechts een vertrekpunt. Mozart, Van Gogh en Cruijff zijn vast jong begonnen met het behagen van kirrende tantes door melodisch te huilen, op muren te kalken of een bal door het interieur te jagen. Na een tijdje blijkt er meer nodig voor een nieuwe aai over de bol; meerstemmig kraaien, bloempatronen kleuren of naast de vazen schieten. De beloning wordt motivatie, training is het middel en publieke tentoonstelling de ultieme graal. Voor die miljoenen anderen die het podium niet halen omdat ze geen 10.000 uur gerepeteerd hebben: jammer, ESPB. Geniet maar van wat je wel bereikt op jouw niveau.

En dat doe ik. Tweeëneenhalve kilometer spurten, dat kan ik wel. Beetje jammer dat ik dan nog eens drie keer hetzelfde blokje om moet. Hellend door de scherpe bochten, als een kart sleurend tegen de middelpuntvliedende kracht op het minicircuit. Anderen van de weg drukken bij het inhalen is ook hier niet toegestaan, maar als je wil mag je wel broem-broem roepen. Ik heb niet meer m’n adem over dan voor een bronstig hijgen. Dat creëert al voldoende ruimte.


De weddenschappen zijn geopend, Chinese bookmakers staan bellend langs de straten, de spanning stijgt met de hartslag. Een laatste versnelling als de eindstreep in zicht komt, hopend dat ik de rondes goed geteld heb. Ik rek mezelf uit in het ruimte-tijdcontinuüm om sneller dan m’n schaduw te gaan en ijl als een vervagende sliert over de finish. De werkelijkheid is dat ik een leuke tijd heb gelopen voor de statistiek. Maar lang geen PR... Ik weet het; blijven oefenen, ja, ja.

maandag 11 augustus 2014

Vakantieherinnering

Rennend door Friesland zie ik zeilen van bootjes
traag door oneindig grasland gaan,
rijden fietsers in golvende stromen
naar daar waar de borden van knooppunten staan
en is een kerkdorp met malende molen en camping
aan het einde van iedere afstand
de start voor een opvolgend deel, langs de bomen,
inktzwarte paarden, rietkuivige slootkant,
mijn adem verdiept en mijn voetstap wordt trager
tot ik de laatste bocht richting huis tel
en ik gesterkt door meer kracht dan wind tegen
mijn bestemming en lief tegemoet snel


zaterdag 26 juli 2014

10.000 Plannetjes

Zoet smaakt de zege van een nieuw PR. Nog amper is het zout van het lichaam gespoeld of de gedachten gaan al uit naar een volgend moment om te bewijzen dat aftakeling toeslaat bij alle volwassenen behalve mijzelve.

Wel ben ik afgelopen keer zo diep gegaan om de finish te bereiken dat het lijkt alsof ik antistoffen heb aangemaakt. De bittere inspanning van de wedstrijd waart nog rond in mijn systeem. Het lichaam is gewillig maar de geest verzwakt. Bij het trainen voel ik weerstand om te blijven rennen nu het niet moet; zelfs op gematigd tempo verzin ik halverwege wel een goed excuus om m’n weg al wandelend te vervolgen in de lommer van de bosrand. Nee, nee, nee! 30 graden is helemaal geen excuus, evenmin de horzel die vanochtend z’n angel in m’n scheenbeen ramde. Maar toch.


Iedereen kan doelen stellen maar het gaat erom welke doelen je haalt. Ik kan achterover leunend de zomer over me heen laten komen, maar daarmee smelt het trosje spieren dat zich bekwaamd heeft in hardlopen in luttele weken weg. Terugkomen op niveau kost het dubbele aan tijd en dat is wel erg zuur. Dus beter voortgaan, en nieuwe uitdagingen zoeken. Bijvoorbeeld op het gebied van adem- en looptechniek. Tja. Misschien op het gebied van zelfreflectie en acceptatie. Nah. Eerst op het gebied van verdere versnelling – weer een PR graag.

Statistisch bekeken hangt het fruit het laagst bij de minst gelopen afstanden. Na 13 halve marathons en 13 wedstrijden op vijftien of zestien kilometer steekt de 10k met zes vinkjes maar schraal af. Op het gevaar af van mentale atrofiëring wil ik op korte termijn nog een gooi doen naar verdere verbetering. Niet te ver weg, want mijn reisbereidheid blijkt evenredig met de te lopen afstand. Vijf-kilometerwedstrijden loop ik dus alleen binnenshuis.


Na wat speurwerk voor wedstrijdjes in de matte zomertijd heeft m'n agenda het volgende geaccepteerd:
za 26/7 14:00: Maasdijk – VTM Telecomloop (10 km)
zo 31/8 15:00: Teteringen – Dorpsloop (10 km)
zo 7/9 13:45: Tilburg – Ten Miles (16,1 km)
zo 5/10 12:25 of 14:00: Breda – Singelloop (10 km of HM)

Buiten brandt de zon. Ik wil ook nog schilderen. Ik wil op familievisite. Ok. Nu maar even niet naar Maasdijk. Volgende maand dan toch naar Teteringen?

Terwijl ik plannetjes maak gaat het leven gewoon z’n gang. Nog even een hartig woordje met m’n agenda wisselen.

zaterdag 12 juli 2014

Kermisloop Heerle 2014 – In de bonen

De samenhang tussen kermis en wedstrijdsport ontgaat me. Is eendjes hengelen een Olympisch nummer geworden, of kopvanjutten? Bestaat er een zaterdagamateurklassement dat de deelnemers rangschikt op de groentint waarmee ze uit een slingertoestel wankelen? De enige overeenkomst die me te binnen schiet is volksvermaak; specifiek het sub-lemma leedvermaak. Het is natuurlijk ook plezant voor de ene helft van het dorp om met een biertje en een oliebol gade te slaan hoe de andere helft zich aan gort wielrent of achtbaant.

Maar de zomer is niet compleet zonder kermis en zonder sportevenement. Zoekend naar een 10 kilometerwedstrijd kom ik zo uit op een kermisloop in het West-Noordbrabantse Heerle (door de lokalo’s uitgesproken als Herrel, omdat het erg vervelend wordt als je date steeds in Limburg blijkt te wachten). Dat is vlak naast de deur en inschrijven kan tot een kwartier voor de start bij de frituur. Ik verwissel m’n slippers voor hardloopschoenen en onderdruk de neiging om behalve het startnummer ook een broodje bal mee te nemen.

Het is een overzichtelijke wedstrijd. Het weer is al de hele dag grauwzaam en licht beneveld. Perfect. Het deelnemersveld past in een voortuintje. Natuurlijk, een groot deel van de andere relevante sportgoden bevindt zich momenteel nog in de Tour of staat zich voor te bereiden op de match tegen die duivelse kanaries. Maar ik ben hier. Er is geen startlijn en geen tijdwaarneming met chip; we worden door de speaker naar een verhoogd kruispuntje gedirigeerd waar we als loopkluitje wachten op wat komen gaat. Dat is een houterig toespraakje van de wethouder. Dan toetert het startsignaal de lopers los.


Drie vierkantjes van 3,3 km, vier keer over dezelfde meet; het lijkt voorbij voordat je het weet. Geen tijd om langdurig te peinzen over het bestaan, een meesterwerk te concipiëren of hongerklop te krijgen. Alleen maar proberen om het tempo hoog en de ademhaling laag te houden, de gierende spieren te negeren en de haakse bochten efficiënt te ronden. Toch heb ik na vier kilometer al sterk de behoefte om het bijltje er bij neer te gooien. Weer te snel gestart en op het randje van opblazen. Alleen het feit dat er publiek speciaal voor mij is meegekomen weerhoudt me. Ik richt me op een tijd die sneller is dan m’n gemiddelde voor de 10, wat met m’n huidige conditie haalbaar moet zijn.


De opbrengst van de inschrijfgelden komt geheel ten gunste van de Roparundoelen. Desondanks is de organisatie uitstekend geregeld en worden de lopers gefêteerd met sportdrank, zoetwaren, en banaan. En iedereen die de finish haalt krijgt een pond verse sperziebonen mee naar huis. Dat voelt aanmerkelijk knusser dan de gebruikelijke medaille. Super.


Na een hele en halve marathon op het menu van afgelopen maand is de tien kilometer het toetje. Behapbaar en overzichtelijk. Afronding van een stevige maaltijd. En de moeite waard om voor terug te komen: een nieuw PR geboekt. Uithijgend bij de frituur trakteer ik mezelf op een ijsje. Niks mis met twee toetjes.

zaterdag 5 juli 2014

Loomheid

Op het sociale slagveld dat schoolplein heet helpen rages om verbonden te smeden en even te excelleren op een ander terrein dan rekenen of taal. Touwtjespringen, hinkelen, tollen, vliegeren, skaten, de hoelahoep, jawel, en de jojo wisselen elkaar af door de seizoenen. Ineens wordt iedereen gegrepen om mee te doen, erbij te horen en de beste te zijn. Plotseling is het weer voorbij en daalt de rust neder. Voorspelbaar is de eindigheid, onvoorspelbaar de opvolger. Wordt het weer een ot-en-sienklassieker of een modernere variant? Wie het weet mag z’n fortuin binnenhalen.

Volwassenen doen niet mee aan rages, daar zijn ze immers volwassen voor. Wel aan trends, maar alleen omdat ze toevallig iets leuk vinden wat daarna ook door de meute wordt opgepikt. Steigerhouten meubelen, juichpakken, hipsterbaardjes, radlerbier, hardlopen, you name it. Vraag niet naar nut en logica, want de antwoorden zijn even gezocht als de trend zelf.

Je wilt er toch een beetje bij horen. Toch? Dus als iedereen flippo’s spaart dan kan je niet achterblijven. Best wel geinig trouwens, zo’n puntjepuntjepuntje (vul maar in wat er nu weer populair is). Ook al leidt een spaaractie tot bestorming bij de winkeluitgang en slaande ruzie over de verdeling van de collectie. Gelukkig is het eindig. De vuilstort is geduldig.

Leerzaam is het wel; zowel de vaardigheid als het groepsproces. Knikkeren bevordert oog-handcoördinatie, kunnen mikken en gedoseerd kracht zetten. En marchanderen. “Als ik win van m’n beste vriendin heb ik twee knikkers!” “En als je verliest?” “Dan zeg ik dat het niet voor het echie was.” Aha. Sterkte, meiden.

Gelukkig schept de recente volkssport om elastiekjes aan elkaar te knopen een band. Heel veel bandjes zelfs, in allerlei frisse kleuren. Even geen hamsterhaat of afgunst over de stuitervoorraad. Hier wordt door jongens en meisjes van alle leeftijden eendrachtig aan frutsels geknutseld en blijmoedig uitgedeeld aan de behoeftigen. Zolang er publiek is gaat het door.


Zo zit ik deze week aan tafel om een aantal concurrerende partijen samen te brengen. Er heerst behoedzaamheid en er wordt achterover geleund. In het voorstelrondje worden al standpunten neergezet en commitments afgehouden. De laatste deelnemer heeft een loombandje om z’n pols. Een grote, serieuze vent met een glimmende knol om z’n ene arm. Een baasje. Een vechter. En een felkleurig bandje om de andere.

Ik suggereer na zijn professionele introductie dat hij kennelijk ook kinderen heeft. Hij kijkt op. Dan vertelt hij dat hij er zelfs vier heeft. En nog veel meer loombandjes. Hij gaat los. De anderen kijken toe en worden open. Een voor een schuiven ze hun hemdsmouwen op en verschijnen de armbandjes. En kijk, geloomde balletjes voor aan de sleutelhanger! Ik vertel van m’n geloomde ring. Het werd een mooie meeting. Kunnen we deze rage nog even houden? En hoe sturen we een paar doosjes naar de brandhaarden uit het nieuws?