maandag 11 december 2017

Koude vriend

Voor een speciale dag in het jaar heb ik mezelf een cadeautje beloofd. Geen Bruggenloop maar thuis zijn met de familie. En uitpakken met 27 kilometer door veld en bos voor verse zuurstof en vergezichten. Dan bereikt me de avond ervoor de dreigingsmelding van het weerfront met code Oranje. Ik compromitteer: niet in het donker lopen. Maar wel gaan.



Wanneer ik na het feestelijk ontbijt naar buiten kijk, arriveert de sneeuw. Minieme vlokjes klitten in mum van tijd samen tot een tapijt. De kinderen rollen naar buiten en voordat ik de loopschoenen aan heb, staat er al een menshoge sneeuwpop. Ik trek maar een extra regenjasje aan over m’n tweelaagse verpakking.

Als winterse hardloper is sneeuw je vriend. Een dun laagje vers gevallen poeder, knerpend en zacht, geeft voldoende grip om op te gaan. De witte metamorfose heeft een sprookjesachtig effect. Het wordt al minder zodra het verkeer er sporen in drijft. Het verandert in vijandelijk gebied als de zoutdooi een mix van gladde blubber met scherpe ondergronden maakt.



Nu is het nog in wording. De temperatuur ligt rond het vriespunt, de wind is matig en de vlokken blijven vallen. Ik verander in een hobbelend michelinmannetje. Af en toe schuift er een zwaar en nat toupet van m’n hoofd op de grond. Om me heen kletteren overbelaste takjes uit de bomen. 

In het naburige dorp zoekt een wielerspektakel de grenzen van de wrijving op. De renners liggen in kluitjes over de weg. Met mijn stabiele wegligging zou ik hier nog wel een podiumplaats kunnen bemachtigen. Ik ben een dik uur onderweg en het lijkt nog goed te gaan. Wittig niemandsland.



Zodra ik de bocht om ga, lig ik plotseling onder spervuur van ijzige microhagel. De wind krijgt poolkracht. Hoofd omlaag, ogen geloken tegen risico van verblinding. De gevoelstemperatuur slaat om van 0° Celsius naar 0° Fahrenheit. Ik voel me als Amundsen op zoek naar de Zuidpool. Mijn hoofd begint te bevriezen en mijn vingers worden gevoelloos. Toch te dun ingepakt? Nog zeker drie kilometer tot de volgende bosrand. Houd ik dit vol zonder in een ijspegel te veranderen? Waar zijn de sledehonden als je ze nodig hebt.

Onwillekeurig begin ik briesende geluiden te maken om m’n hoofd warm te houden. Het tempo zakt verder in. Geen levend mens zover ik kan zien, behalve ikzelf nog. Het wordt ernstig. Doorgaan.

Dan zakt de wind. De temperatuur lijkt omhoog te gaan. Er wordt bebouwing zichtbaar. Wosjni Nowgarad is hier. Langzaam weer ontdooien. Al gaande wordt de sneeuw dikker en natter. Terug in de stad is het een aaneengesloten plenzen door de smeltlagen. Niet alle kilometers gehaald zoals gepland, maar zeker wel de inspanning. En de zuurstof. De vergezichten komen vanzelf.

zondag 19 november 2017

Zevenheuvelenloop 2017 – Over de top

Een Turkse man met een schoenenfetisj, eerst langdurig ondergronds gegaan in Italië, laatst bekende domicilie te Spanje, is gisteren ons land binnen weten te komen in een boot volgestouwd met vermomde loonslaven, op zoek naar kinderzieltjes die voor een paar snoepjes te paaien zijn. Ik stond erbij, ik keek ernaar. Reden genoeg voor een felle zwart-wit discussie in de Kamer, lijkt me.


Maar nu even niet. De trein heeft me naar Nijmegen gevoerd voor een bezoek aan oude vrienden, de herfst, de heuvels en de kick. Kilometers tactische temporisering, ingehouden stijgen aan de grens van kortademigheid, rusteloos afdalen in zwevende antilope passen, de laatste mijl verbijtend als de spieren al zijn opgebrand en de geest nog flikkert.


7HL nummer 8 in 9 jaar tijd. Op 1 keer na telkens een PR gelopen. ’s Werelds snelste traject op de 15 kilometer wordt voor mij ook steeds sneller. Dat heb ik met meer afstanden, maar 2017 raakt op z’n eind en nog geen enkele wedstrijd dit jaar heb ik verbetering gescoord. De ambitie trilt in mijn aderen, de honger zeurt in m’n hoofd. Er is getraind, jawel. Het weer wordt prettig koel en droog. Wel wat wind. En een verkoudheid die de voorhoofdholtes ritmisch laat klotsen en de omgeving groen zal bezwengelen. Devies: diep ademhalen, de meute in en alles geven. Op zoek naar een verlate gladiool.


Een prachtige zon begroet me aan de start. Gelukkig klopt de weersvoorspelling voor geen meter. Daarna is het als vanouds; ik ken de vluchtheuvels bijna persoonlijk, ik weet waar de bochten kort zijn, de paden modderig en het plat vals.


Waar ik dan ook niet op gerekend heb, is de hagelstorm die ons halverwege probeert weg te vagen. In no time kleddernat en poolkoud. De gladiool dreigt een ijsbloem te worden.

De bikkels houden vol. Iedereen, eigenlijk. Met de finish in zicht gaat de zweep erover om met glimmend zelfbeeld mijn PR weer met 50 seconden te slechten. Eat that, 2017. De weg omhoog gaat over zeven toppen.

maandag 30 oktober 2017

Bergen en dalen

Voor alles is een moment. Pers je klussen niet in en uit je planning, maar beschouw wat je nog te doen staat en reageer op je gevoel dat nu een prima tijd is voor X of Y. In plaats van te worden meegesleurd door stress, word je gedragen door flow – dubbel effectief.

Zondag stond ik niet conform plan aan de start van de Halve in Etten-Leur, maar ik reed het Noord-Hollandse duinstadje Bergen binnen. Geheel ergens anders, voor een hele andere start. Ik vond het een goed moment. In een reorganisatie terechtkomen gaat zelfs een nuchtere doordraver niet in de koude kleren zitten. Er wordt met me gedaan en dat bevalt me slecht, ik wil zelf aan het roer staan.

Mijn keuze is om een serieus bedrag te investeren in een vijfdaagse training die me helpt om inzicht te krijgen in mezelf, de invloed van mijn gedrag op mijn omgeving en vice versa, om hierdoor beter richting te geven aan de toekomst. Kortom, de dingen die je meestal wel aanvoelt. Maar soms even niet.

De dagen duren van negen tot negen. Daarna ben ik moe. Het uitrollen en kneden van de innerlijke mens, hoe gebalanceerd ook tussen ontspanningsoefening en oordeelsanalyse, peigert mijn hersenlagen af. Maar nu de zomertijd is afgelopen, gloort er ’s ochtends weer licht. Dan kan er dus gelopen worden. Zeewaarts!


Om zeven uur naar buiten, door miezer en halfduister bos, richting kustlicht. Het komt. Opklaring. Lucht. Ruimte. Uitzicht.


Een strand vol jut. Flessenpost, een half begraven schoen. De lonkende branding. Symbolisch? Snel terug om nog wat ontbijt te halen. Op weg naar inzicht. De toekomst gaat nog lang duren. Het is nog niet met me gedaan.


zondag 8 oktober 2017

In transitie

Het is tijd voor verandering. Na een zwalkende loopstart dit jaar wil ik strenger worden in het trainen. Dat doe ik door wedstrijden te plannen. Over drie weken een nabije halve, dan de 7 heuvels, wellicht 6 bruggen 5 dagen na Sinterklaas, begin 2018 de strandwedstrijd, de 30 kilometer duinen vier weken daarna en als sluitstuk de hele van Rotjeknor begin april. Zo, dat is alvast in hoog tempo genoteerd. Nu nog in vorm raken en tijdig inschrijven.

Regelmaat is het sleutelbegrip. Plannen en doen. Geregeld lopen, in de bekende afwisselende formats. Momenteel kan ik overdag er nog weleens erop uit, maar wie weet tot wanneer. Om te voorkomen dat mijn gezicht in huis alleen nog op ‘wanted’ posters bekend raakt, plan ik mijn schema aan de randen van de nacht. Het is heerlijk om op zondagochtend vroeg door veld en dorp te banjeren, zonder verkeer, begeleid door hanenkraai en klokgelui. De opgaande zon trekt mijn schaduw uit over de akkers, hazen schieten voor me weg.


Belofte maakt schuld. Ook als er uur na uur regen op de voorspelling staat, zet ik mijn wekker op duistervroeg. ’s Nachts lig ik te soezen op een oor, met het andere hoor ik de regen vlaag na vlaag tegen de ramen kletteren. Eindelijk gaat de wekker, veel te vroeg. Als ik mijn regenkleding op de tast uit mijn kast trek, wordt het droog. Dank, barmhartige weergoden!

De regelmaat zit ook in matigheid. Ik moet minder vaak de dag afsluiten met geknabbel en gelurk. Gewoon een spaatje graag, dat is ook gezellig. Eens zien of er nog wat kilootjes af te snoepen zijn.

De verandering doet zich ook voor op werkgebied. Een plotseling herinvulling van mijn functielaag kost bijna iedereen van mijn leeftijd en ouder z’n baan. De geëtaleerde mensgerichtheid blijkt niet intern beleden. Kostenreductie heeft even voorrang. Jawel, een kans. Herijking. Nieuwe mogelijkheden. Afgestofte idealen. Opborrelende ambities en vergezichten.

En natuurlijk daarnaast mijn loopambitie en het genieten van uitzichten bij het trainen. Weer in vorm komen. Tijd om in te schrijven.

maandag 25 september 2017

Slowowowowww

Trainen voor hogere snelheid heeft traagheidangst als valkuil. Mijn hoofd wil alsmaar sneller. Elke ronde strakker, elke dag progressie. En dat is flauwekul. Onderzoek heeft vaak genoeg bewezen dat afwisseling de beste spieren kweekt; monotonie leidt tot suboptimale verstarring. Lange stukken, hoge snelheid, heuveltjes, korte sprintjes, slow motion, anything goes. Dan kan een oefenloopje ook nooit tegenvallen.

En toch wil het niet lukken. Als ik vertrek voor een drentelrondje, wordt het toch weer een race tegen de klok. Ongewild, ongewenst. Ik snap wel hoe het moet, maar mijn benen willen niet luisteren. Foei! Ik heb het gevoel dat ik al zo langzaam ga, dat een nog lagere versnelling me laat wandelen. Eenhandige beltieners halen me in, 65-plussers, sommigen zelfs zonder accu. En toch blijft mijn tempo middelmatig, in plaats van goed laag.

Om mijn geloof in de heilzame werking van de lagere snelheid te sterken, wil ik twee uur gaan lopen op 80% van mijn normale tempo. Een beetje kloosterorde zou dat eens moeten proberen in plaats van zelfkastijding.


Ik moet mezelf dwingen. Inhouden. Terugdeinzen. Schuifelen. Verstillen. Als ik om me heen kijk, zie ik dat het herfst is. Paddenstoelen vieren hun lente. Binnen honderd meter zie ik vijf-zes verschillende soorten. Plat, bol, kegelvormig, gespikkeld, bruin, roestig, wit. Een leger zwamkabouters tussen de grassprieten. Een ontplofte champignonachtige ter grootte van een voetbal. Bosgeur vernevelt in de lucht. De zon kijkt op afstand toe.


Dag paddenstoeltjes, dag spin, dag mooie blaadjes. Dit heeft niets met hardlopen te maken. Het voelt als een boswandeling. Mooi. Nog niet traag genoeg, maar er is regressie. Missie geslaagd.

zondag 3 september 2017

Tilburg Ten Miles 2017 – 50+

Op twee derde van het jaar heb ik pas twee wedstrijden gelopen. Na de halve marathon en de tien kilometer is dan nu de derde categorie aan bod: 16 Engelse mijlen. Waar doe ik het voor? Voor de gladiolen! En voor de projectie van een atletisch zelfbeeld.

Maar daar moet je wel wat voor doen. Echt trainen. Vaak naar buiten. Ademhalingstechniek. Krachttraining. Innerlijke rust. Schijf van vijf. Op tijd naar bed. Er is dus ruimte voor verbetering.

Dit wordt mijn 51e wedstrijd, de 12e tien mijl, de achtste in Tilburg. Statistisch wordt de kans dat ik een nieuwe beste tijd loop steeds kleiner. Lichamelijk idem dito. Welk excuus heb ik vandaag? Te hard gewerkt, te onregelmatig voorbereid, zwabberbenen en een overdosis IPA in plaats van EPO. Dat doet niets af aan het feit dat statistiek en fysiek zich door het stellen van de juiste prioriteiten prima de les laten lezen. Als ik niet van start ga voor een PR dan eindig ik gegarandeerd als haas voor de bezemwagen.


Is het de leeftijd? Aan gene zijde van de 50 gaat het hard; medeloper Jan verliest elk jaar een halve minuut. Dat hij, ruim ouder, me wel tien minuten voorblijft zegt iets over de kracht van vroeg beginnen. Anderzijds, als late starter kon ik me nog ieder jaar verbeteren; alleen dit jaar blijf ik telkens hangen op de tweede plek. Ik wil geen tweede plek. Buh.

Het zonnetje schijnt warm. De start gaat goed, niet te druk. Ik lig op tempo voor een mooie tijd. De supporters zijn enthousiast. Maar de energie sluipt weg. In flagrante strijd met het SI-stelsel wordt elke kilometer langer. Het begroeten van de lokale supporters halverwege geeft even een kick en dan realiseer ik me dat ik met dit tempo weer op een tweede tijd ga eindigen. Nee! The story of my life.

De motivatie dooft en ik neem gas terug. Dan maar genieten van de omgeving. Als ik geen mijlpaal kan neerzetten met een beste tijd, dan maar een voor de slechtste tijd. Om mij heen slaan lopers aan het wandelen, her en der wordt de EHBO ingevlogen. Ik ga rustig door voor mijn Persoonlijke Blamage. Het wordt zes minuten langzamer dan m’n snelste tijd. Yes! Volgens mijn logboek ben ik ooit een keer nog later over de lijn gekomen. Weer tweederangs gepresteerd…


Misschien ben ik te kritisch op mezelf. Gezin, werk, sport, hobby. Allemaal essentieel voor mijn welbevinden, maar onvoldoende mogelijkheid om alles zo veel aandacht te geven dat de uitkomsten en gevoelens positief zijn. Ik wil het allemaal op de 1e plek.

Waarschijnlijk ben ik te egocentrisch; wie kan wel die rust en balans vinden? Alleen niet iedereen klaagt erover. Ik ga de komende tijd eens stevig nadenken wat te doen. Keuzes maken. 

dinsdag 15 augustus 2017

Paradepaadje

Buikschuivende ratten, dat beschrijft de vleugelluie duivenpopulatie in het Amsterdamse beter. Opvliegen doen de mormels niet, niet als ik aan kom galopperen in mijn elegante manly city style. Ze zijn te sluw, ze weten dat menslief niet tegen ze aanvoetbalt en dus blijven ze zich als een zwerm obese verenzitzakken schuin voor je uit wurmen. Je kan ze net geen opdoffer geven en je kan er beter niet op landen. Dat overleven ze waarschijnlijk niet, je enkels.

Ik ben vandaag in onze kleine metropool en het belieft me nog een stukje te lopen voor het avondeten. Vanuit de gruwzame industriekant naar het dampende centrum en weer terug langs de Amstel. Nergens anders kan je zo snel van buitenwijk naar werelderfgoedcentrum als hier. Ring, Rembrandttoren, Amstelhotel, Carré, Hermitage, Stopera. Sneller dan een toeristenbus. Als er niet te veel voor je voeten loopt.

Er zijn hier twee soorten toeristen. De beleefde types die wijken voor de zoutige mist der snelheid, bonjour stamelen en me nastarend toevoegen aan hun bucket list. En de genieters van de vrije hennephandel die overdampt door emoties geen enkele binding met de bewegende omgeving meer hebben. Mijn neus is cruciaal voor navigatie; kan ik rechtdoor of laveer ik beter rond een aankomende botsing van menselijk vlees?

Dan zijn er drie soorten Amsterdammers. De wandelaars die het niet boeit wat de wereld beweegt; daar kan ik omheen en tussendoor. De gemotoriseerden in hun bel van blik of persoonlijkheid; die blijven meestal op het asfalt. En de fietsers. In elke stad steden sturen ze hun rijwiel in een al dan niet lauwe bocht om me heen, maar als ik hier linksdravend op een tweewieler afkom, dan wijkt er geen. Ik bespeur geen boosheid, geen mindemptyness, alleen een blik van jij-loopt-waar-ik-zo-fiets-en-wat ga-jij-daaraan-doen. Dan toch maar de berm in. Ik heb graag gelijk, maar ik haal het liever niet postuum.

De terugweg is eenvoudiger en geeft een mooi zonbeschenen uitzicht op de grote gebouwen aan de andere zijde. Ik kom tot mijn verrassing langs het Paradeterrein (maar alle voorstellingen blijken later uitverkocht), daarna is het nog een paar kilometer worstelen door het saaiste onderdeel van de Amsterdamse marathon. Een goede oefening dan maar.

De steile bruggen, de verkeersmix van vogels tot trams, de trieste industrieterreinen. Hardlopen in Amsterdam is een machtige inspanning voor lichaam en geest.

dinsdag 1 augustus 2017

De wildernis in

De stadsjungle kent vele gevaren, maar we zijn ze gewoon. Auto van links, skater van rechts, scooter van waar-dan-ook; je bent zo het verdroten haasje. Elke dag op de weg kan je laatste zijn, maar… wij vrezen het vrije veld, met z’n zoemende bewoners en netelige nabijheid van groeisels. Ook daar kan op een dag de nacht niet komen; toch is in Europa het risico om door een bronstige neushoorn bestormd te worden pertinent kleiner dan de oorzaak te blijken van een kijkersfile, en al helemaal als je je feromonale zones af en toe een wasbeurt gunt.

Ik doe niet onder voor ons. In een woud, ver hiervandaan, waar geen gele paaltjes de vooruitgang van beschaving markeren, beweeg ook ik me behoedzamer dan in het lokale aanplantje. Wat loert er in het struikgewas? Wat ritselt langs de paden? Wat glibbert omhoog tegen mijn loperskuiten?

Maar het is vakantie. Het interklussum. Even geen rapportages bakken of Zweedse meubels schroeven. Nou ja, nog even een nieuwe loeizware wasbak de trap op sjouwen omdat de bestaande aan scheurbuik lijdt, maar dan kan de koffer dicht voor de reis naar het zuiden. Ver weg genoeg om helemaal buitenland te voelen, genoeglijk dichtbij voor een ochtendrit. De Ardennen, bij het pittoreske Vielsalm.

We doen de Grotten, de Watervallen, de Wildwaterglijbaan, de Ourthe en de Bowling. Het is groots. Ik wil ook een looprondje. Alhoewel de omgeving een fietsersparadijs is, kent de regio amper faciliteiten voor een ongestoorde training. Er zijn vrijwel geen vrij liggende fietspaden en op de heuvelwegen zijn de snelheden hoog en de afgronden diep. Voor een hardloper is dat helemaal geen feest. Op de kaart vind ik wel een fietsroute die naar een buurdorpje voert. Als ik daar nou heen ga over kleine weggetjes en dan terug over dat pad, kan ik nog een rustige afstand lopen. Hoe wild kan het zijn?


Vast heel rustig, als de je weg goed onthoudt. Ik ben dus na drie bochten en twee splitsingen al van ’t padje. Dat valt pas op als de vijf volgende bochten en splitsingen niet meer rijmen met het plaatje in je hoofd. De weg wordt een bospad, daarna een paadje. Het bos wordt woud en wild. Het spoor blubbert. Ik ook. Wanneer ik hier een been breek, wie gaat me dan vinden? En in welk seizoen?


Dan zie ik na vijf kilometer de bomen wijken, licht, huizen, een weg, een dorp. Het dorp! De weg terug is een makkie.


Het valt best mee met de gevaren van de wilde natuur, vind ik, eenmaal comfortabel terug in Nederland. Met de vervangen wasbak in m’n armen de trap af hijgend mis ik de laatste tree, waarop ik met 40 kilo steen tegen de vlakte ga. Ik wil graag weer werken. Gewoon elke dag in het verkeer. Dat voelt pas veilig.

zaterdag 8 juli 2017

Kermisloop Heerle 2017 – Vakantiegevoel

Zon en zomer. Geen Hollandse traditie, wel modern realisme. Voor een beetje hardlopen is dat prima, maar het wordt ondoenlijk om knalharde tijden neer te zetten als je niet rond de evenaar geboren bent. Dat is wel vervelend als je hecht aan toenemende versnelling terwijl je krachten gaandeweg afnemen en je massa hooguit gelijk blijft.

Maar goed, je moet toch wat. Meedoen is belangrijker dan winnen. En makkelijker. Na de soepele wedstrijd van twee weken terug wilde ik snel weer op het circuit. Het lijkt nu dat ik dat besluit iets te licht genomen heb gezien de drukkende warmte buiten en binnen.


Want de vakantie is nabij. De agenda raakt leger; de druk neemt toe. Er moeten nog dingetjes geklust worden, opdrachten afgerond, rust worden gemaakt voordat de inspannende ontspanningsweken aanbreken. Ik neem alvast wat extra vrije dagen om op te ruimen. Deze leegte vult zich als een verbroken vacuüm. Dagen duren korter en klusjes duren langer dan gedacht. Nachten versnipperen door de hitte, vroege ontwakers en zieke nachtbrakers. Nieuwe klusjes dienen zich spontaan aan. Emmers spuug weggooien. Een half badmeubel demonteren om de afvoer te ontstoppen. Kleding met chloorvlekken weggooien.

Na de week vooruitrusten ben ik uitgeput. De warmte verloomt m’n gedachten. Om zes uur ’s middags begint de wedstrijd. Ik vind het nog te vroeg. Kunnen de spieren vanmiddag even onafhankelijk aan de bak, graag? Het is maar tien kilometer. Drie rondjes langs de kerk en de kermis. Hup, de dorpsweg af, linksaf over de provinciale weg, het zanderige paadje in en dan met een aanloop weer richting start. Dan kan mijn hoofd nog even blijven liggen. Ik zie jullie zo weer. Succes!


Voordat we weggaan, blijkt een pluot (een paarssappige abrikozenpruim, inmiddels aangeduid als plutoniumkers) nogal verkeerd te vallen bij onze jongste, waarop een bloedrode projectielspugende fontein zich over het stoffen bankstel werpt. Het ziet eruit of iemand per ongeluk Hannibal Lector voor de theevisite heeft uitgenodigd. Onverwijld opgedweild, zo gebeurd, zo gedaan, en hupsakee naar de wedstrijd.


Het is inderdaad drukkend warm. Het meedoen is gelukt. Een beetje hardlopen ook. Net als de vorige wedstrijd een tweede tijd na m’n PR op de afstand. Makkelijk genoeg. Ik neem mijn sperziebonentrofee dankbaar in ontvangst. De knalharde tijden laten maar even op zich wachten. Het is tenslotte zowat vakantie.


zondag 25 juni 2017

Halve marathon Roosendaal 2017 – Snelle recreant

Ik pick mijn battles. Geen Amersfoortse marathon dit jaar, maar nu, een week later, de Roosendaalse Halve. De conditie slingerde tussen matig en onmatig, mijn gewicht kent meer inflatie dan het BNP en ik heb te vaak te weinig rust gemaakt om al trainende bij te tanken.

Die Hele komt nog wel een keer. Met de dertig graden van vorige week had ik sowieso geen 42 kilometer hollend volbracht. De aankondiging destijds van eenzelfde temperatuur voor vandaag wordt gelukkig gelogenstraft door de voorspelbare afwijking van langetermijnvooruitzichten bij instabiele systemen. De kans dat het weer van morgen gelijk is aan vandaag moge gemiddeld de beste voorspelling opleveren; de kans dat de temperatuur na tien dagen ervan afwijkt is nog vele malen groter. 

Mijn slagveld van keuze heeft een kleine 600 deelnemers. Ik ben er een van. Vier weken lang heb ik me braaf aan een trainingsschema gehouden dat me klaarstoomt voor een tijd van 1 uur 45 minuten. Nee, nee, dat is nog geen PR. Wel een doeltijd die in mijn beste vijf HM-etjes thuishoort. Ik ga voor het bewijs dat alles het nog doet. Je kan niet ieder jaar dat je ouder wordt je wedstrijdtijden blijven verbeteren. Ik doe dat toevallig wel, mijn afgelopen 8 looplentes. Maar dit jaar even niet.

Tijdens de voorbereiding heb ik het loopboek “Altijd verder” van leeftijdgenoot Dolf Jansen gelezen. Ik zie veel overeenkomsten tussen ons. Hij is als tiener begonnen met hardlopen, heeft een tanig postuur, loopt rondjes tegen de 20 km/h, kent een succesvolle cabaretcarrière en slaat geen dag het lopen over. Wat ik wel herken: de passie van het trainen op allerhande locaties, jezelf blijvend aanscherpen en het maximale uit elke wedstrijd willen halen. 

Ik heb toevallig de laatste weken regelmatig aan de Amstel gelopen, tussen Nes en zijn home turf Ouderkerk. Ergens treed ik dus in zijn voetsporen. Waarin ik hem voorbijstreef, is dat ik door mijn late aanvangsleeftijd en beperkte trainingsinzichten nog telkens sneller kan. Dat zal hem niet meer lukken. In real life streeft hij mij geblinddoekt, op kaplaarzen en met de armen op de rug gebonden nog voorbij, maar soit. In deze vergelijking kijk ik alleen naar de afgeleide van de prestaties.

Omdat ik op tijd met de bus kom, sta ik zomaar vooraan in het startvak van de Snelle Recreanten. Het weer werkt mee, met een verborgen zon en matige wind. Ik ben wel twee dingen vergeten: mijn gels en dat er langs de route geen sportdrank wordt verstrekt. Ik moet dus op kraanwater naar de finish. No EPO today.



Dankzij een dieper ingeslepen basisconditie dan ik vermoedde, houd ik een stevig tempo. Tegen het einde doemt een dwerg op met een hamer, maar die kan ik hebben. Ik omzeil hem door wat gas terug te nemen, om dan bij het zien van het finishdoek met Warp 5 vooruit te knallen. Hartslag 196 en bijna 20 kilometer per uur. Die laatste meters. Geen PR, wel mijn 2e beste tijd. En da’s goed genoeg voor nu.



maandag 10 april 2017

Hartslag

Op conditie blijven kost me al veel tijd, laat staan in betere conditie komen. Ik zou zo graag weer een wedstrijd lopen en als het even kan mijn PR’s verder blijven aanscherpen. Trainen als een malloot, in de karige kalenderruimte, is de botte bijl die ik daarvoor als voorkeursinstrument toepas. Het kan vast nog slimmer.

De literatuur over hartslagzones, tempozones en trainingsprofielen geeft me een overdaad aan modellen en getalletjes om mee aan de slag te gaan. Randvoorwaarde is overal een goede vastlegging van de twee basisparameters van de fysieke prestatie: snelheid (de uitkomst) en hartslag (de inspanning). Gps gebruik ik, maar de standaard borstbanden voor hartslagregistratie ervaar ik als een knellend keurslijf.

“Ken uzelve” orakelden de antieke Grieken. Altijd makkelijk om dat een ander voor te houden, maar begin er zelf eens mee. Wat kan ik weten, wat moet ik doen? Hopeloos. Ik blijf een mens van het type meten = weten, dus zonder verder mathematisch af te dwalen voel ik wat ik moet doen. Een fijnere hartslagmeter gebruiken. Een polsmodel dus.

De rage van fitbitbandjes en consorten heeft behalve een rariteitenkabinet van pakkenmannen met lila armbandjes wel opgeleverd dat nu voor relatief weinig geld een uitstekende hartslagmeting op de pols mogelijk is, met positiebepaling vanachter de wolken en synchronisatie naar een cloud. Mijn impulsaankoop van de Polar M200 levert me naast gps de actuele hartslag in een ruim display, dat ook tijdens het rennen nog goed leesbaar is. Opladen hoeft maar 1 keer per week en de locatie-updates zijn bovendien een stuk nauwkeuriger dan die van mijn standaard Runkeeper-app. Bluetooth verbinden blijkt daarentegen een gruwel, maar met de usb-kabel is het uploaden van de gegevens ook te doen.

Als belangrijke parameters moet ik nu mijn minimale en maximale hartslag bepalen. De laagste waarde vind ik door een trainingsregistratie te starten voordat ik ga slapen. Bij het ontwaken zie ik een MRI-achtige film van mijn nachtleven.


De hoogste waarde zoek ik op door een looptraining na warming-up te eindigen op de atletiekbaan en telkens sneller de 400 meter te nemen. Wanneer ik de laatste keer de finishlijn passeer, ben ik blauw van ademnood. Mooi. De hartslagwaarde blijkt te passen bij de leeftijdsgroep die 15 jaar jonger is. Heel mooi.

Nou had ik kunnen weten, achteraf gezien, dat je zoiets niet moet doen als je snipverkouden bent. Ik ben dagenlang niet meer bij machte om te trainen. Spieren kraken en gewrichten piepen. Pas na een halve week kan ik weer een heel voorzichtig rondje draven. Het gaat nog even duren voordat het sneuvelen van PR’s aanstaande is. Zover ken ik mezelf dan ook weer wel. Maar de beat goes on!

maandag 6 maart 2017

Halfweg

Wees wijs met wat je wenst, want wat als het uitkomt? Hollandse dromers moet nodig realiteitszin worden bijgebracht en angst voor het grootse, de focus op feilbaar in plaats van haalbaar. Doe maar gewoon, gek. Beter ten halve gekeerd dan helemaal van het padje. Ziehier Halfweg.

Opdreunen van provincieplaatsen met hun bijbehorende agriculturele verdiensten was op school nooit mijn grootste hobby. Dat er in Groningen gas uit de grond komt, had ik nu ook wel uit de media gehaald en ik leer meer over planologische actualiteit uit de eerste hand op fietsvakantie. Bovendien is een groot deel van wat ik met Aardrijkskunde onderwezen kreeg, inmiddels uit mijn hoofd en naar Geschiedenis verschoven. Niet Halfweg.

Een nadeel van overnachten op klantlocatie ("papa slaapt op zijn werk", aldus de jongste) is het gemis aan huiselijke activiteiten en mijn bijdrage daarin. Een voordeel is de mogelijkheid om de stoute schoenen aan te trekken. Vanuit de Amsterdamse westrand ontrolt de N200 zich als een zwarte loper zeewaarts. Een uitnodiging met witte strepen. Eindelijk. Naar Halfweg.


De lucht voorspelt nattigheid maar ik ga onverveerd op stap. Mijn briljante plan om het mooist genaamde dorp van Nederland met een loopbezoekje te vereren krijgt veel bijval. Regendruppels, hagelstenen, opstuivende plensplassen van de aanpalende weg. Het gras bij de buurmensen kleurt wit, mijn kuiten zwart. Bijna Halfweg.

Er is geen sprake van een rondje, alleen een streep van hier naar daar en terug. Naar een plek die bestaat bij verdienste van het niet anders zijn dan een halteplaats, een keerpunt. De meest Nederlandse locatie tussen hot en her. Een plek van vertwijfeling en bezinning: moeten we wel verder willen? We kunnen toch ook nog terug. We zouden hier zelfs kunnen blijven. In Halfweg.


Ik ga door en keer. Mijn vage plan smelt om ter plaatse veldwerk te doen, wat te keuvelen met de lokale bevolking aan de Osdorpse binnenpolder, een paar loze zinnen vast te leggen over ach, het is hier toch ook goed, wat moeten we nou helemaal in dat stadse Amsterdam… Ik hervat mijn heroïsche elegie en hef de blik op de skyline. De doorbrekende zon voelt hartverwarmend, zelfs door mijn schouderbladen. Ik wil verder. Dag Halfweg.


maandag 20 februari 2017

Jankmuziek

Na een hele ochtend in het zwembad is de plofbank aanlokkelijk, toch trekt de buitenlucht nog meer. Eventjes eruit voor een rondje. Geen lente in zicht (het is grauw en kouwelijk), maar wel al in gedachten. Voor het ritme onder de voeten pak ik een collectie hits uit de eighties, muziek die me nog steeds laat opleven. 

Gaandeweg luisterend valt me op hoe neerslachtig al die dames en heren muzikanten zijn. De teksten zijn depri, de instrumenten dreinen en de stemmen jammeren als aan de rand van de groeve. Nee, het was geen veilige tijd als je het zo beluistert. Je was werkeloos, het eten was bespoten of radioactief, de bom kon elk moment vallen en als overmaat van ramp durfde je gisteravond dat leuke meisje in de disco niet aan te spreken. 

Destijds viel dat eigenlijk nog wel mee, meen ik me te herinneren. Een baan wilde ik als student nog helemaal niet hebben, het bier was prima en de bom, nou ja, als ie viel, dan hopelijk maar niet nadat je net de huur had overgemaakt. In de disco kwam ik sowieso niet om elk risico op miskenning te vermijden.

Het sfeerbepalende instrument is de synthesizer. Soms voorzien van een lichte wah-wah-zweving om niet te perfectionistisch over te komen; vaker gemoduleerd tot een zwiebelend gejank om duidelijk te maken dat geen mens met een serieuze duiding van de realiteit een strakke noot uit zijn toetsenbord kan wurmen. 

Een treurige tekst is een ding. Maar dan die zang erbij. Mensenlief. Dat we dat de hitlijsten ingesnotterd kregen! Alleen al het Nederlandse contingent klinkt als een meldpunt voor depressieve losers. Denk aan Henk Westbroek: Waar moet ik heen… Aan Toontje Lager: Zoveel te doen…  De Jazzpolitie; nou ja, met zo’n naam zijn teksten verder overbodig. Terugluisterend begrijp ik waarom de muziek- en inhoudsloze house zo’n succes werd in de jaren negentig.



Buiten de polder idem dito. Feargul Sharkey. UB40. R.E.M. The Boss. Neem een willekeurig nummer van de Cure en tranen vloeien al bij het aanschouwen van een boterbloem. Wat een droevig leven moeten die artiesten gehad hebben, wenend van de bühne tot aan de bank.

Mijn tijd, dus mijn muziek. Heerlijk om op te lopen. Twee uur op rustig tempo, zo voorbij. Dat beurt op.