zondag 29 maart 2015

Verscheurd

Mijn loopschema komt schokkend tot een halt. Afgelopen twee maanden heb ik vier trainingen per week tot op de millimeter afgewerkt, ondanks regen, kou, dingetjes te doen of slaapbehoefte. Maar nu steekt een verkoudheid de kop op die geen griep mag heten maar me wel raakt als een opdoffer van een met snot gevulde ploertendoder.



Negeren is ook een vorm van realiteitsbeleving. Dit mentale medicijn houdt me meestal uitstekend op de rails. De dinsdagtraining ontspoort helaas. Hoesten scheurt m’n longweefsel in repen, de sterretjes die ik zie zijn gezien het overdagse tijdstip geen astronomische realiteit. Maar een prima tijd gelopen, trouwens, en het zal de komende dagen wel beter worden.

Dat wordt het niet. Bergafwaarts als een losgeslagen mijnkarretje daal ik af tot in de krochten van een onderaards inferno. Klieren zwellen, ogen bonken, slijm jeukt vanaf ergens achter m’n navel tot aan het touwtje op m’n hoofd. Spierpijn in m’n kiezen! Een marathon uitlopen op je tandvlees is geen ongewoon verschijnsel, maar dat je je in de training daar al op kunt voorbereiden was me tot nu tot onbekend.


Bij het continue hoesten groeit het dilemma hoe de krachten te verdelen over de al murw getrilde buikvliezen, longen en hoofdholten. De binnenzijde van m’n schedel is als klittenband losgetrokken. Explosies van dynamiet, brisantgranaten en lichtspoormunitie scheuren door het lichaam. M'n darmen willen door m'n oren naar buiten. Een kneiterpaars vuurwerk als finishing touch. Als je denkt dat je alles hebt gehad op de schaal van interne verwoesting hoeft een lichtshow voor mij ook niet meer zo nodig. 

Kortom, het gaat z’n gangetje. Gelukkig geen last van zelfmedelijden, dat moest er nog eens bijkomen. Ik heb nog zowat twee weken tot de wedstrijd. Het zal de komende dagen wel beter worden.

zondag 22 maart 2015

Het langste

Twee langdurige heerlijkheden deze week. Vandaag: m’n langste trainingsrun, drie weken voor de Rotterdamse marathon. Dit is immers primair een loopblog. Ondanks dat het guur en winderig was, ging de 32 kilometer verrassend gemakkelijk voorbij. Mooi. 


Dan dat andere: van de week Heerlijk Duurt Het Langst bezocht, een remake stipt 50 jaar na het origineel. Daar wil ik iets langer bij stilstaan. 

Hoe kan een musical die zo sterk op de tijdgeest inspeelt een halve eeuw later nog boeien? Schmidt en Bannink zijn de Lennon & McCartney voor die andere zalen dan met de gillende tieners. De tijdloze liedjes plakken aan de binnenkant van je hoofd en blijven daar dagenlang op repeat. Tijdens drie uur hardlopen bijvoorbeeld.

In mijn geval zaten ze daar al decennia eerder vastgetimmerd. De elpee (zie Wikipedia) van de originele uitvoering was een favoriet, ook al snapte ik in mijn jeugdige naïviteit lang niet alle teksten. Maar nu nog, als ik met de kleine een wandelingetje in de zon maak, is het Pinksteren. Als ik een fabrieksdirecteur op tv zie, weet ik wat er door z’n hoofd gaat. Als ik een auto omhoog tegen een lantaarnpaal zie staan, denk ik: zeur niet  het is maar tijdelijk.


De meerwaarde van de huidige show komt uit perfecte timing en aankleding. Goed op tempo, naadloze overgangen. De spelers stralen uit of vanavond hun enige optreden is en geven met opvallend zuivere en ingeleefde zang de nummers een nieuwe laag. Het spel is komisch zonder te hoeven schmieren.

Het verhaal gaat dieper dan de blijspelen waar het aantal deuren op het toneel bepalend is voor de lachsalvo’s. Dit gaat over ontevredenheid met het bestaan, de onzekerheid wat daaraan te doen, emancipatie vanuit een kruideniersmentaliteit en de Liefde; menselijke thema’s, van alle tijden inderdaad. 


Voor wie nieuw is met dit materiaal is het daarmee al een prachtige en leuke musical. Voor de garde die er al eerder mee in aanraking kwam, is het een feest van ontdekking. De spijkers waarmee de oude liedjes diep onderin m’n hoofd vast zaten, werden er een voor een uitgewurmd en -gewrikt. Door de openingen welde een warme stroom jeugdherinneringen op die zilt op de lippen proefde. Met deze uitvoering is alles weer nagelnieuw vastgezet, klaar voor weer heel veel lange heerlijke jaren.

vrijdag 20 maart 2015

Cilantro

Straks nog even naar de winkel. Alles is al in huis voor Vietnamese garnalen met gewokte groenten, maar de kruiden ontbreken nog. Vooral dat ene. Ik weet wat ik nodig heb, ik weet alleen even niet meer hoe het heet. Nou ja, even; ik kan al decennia niet meer op de naam komen.

Een licht roestende geheugenpan is nog daar toe, maar hier zit een structureel probleem. Telkens als ik het weer weet, denk ik: zo, kat in het bakkie, niet meer vergeten. Twee dagen later is het weer weg, weggegleden van dat teflon plekje in mijn interne woordenboek waar het thuis hoort. Niet een keer – elke keer, al zolang ik het ken. Geen kwestie van even geen aandacht geven en dat het dan wel weer te binnen schiet; ik moet het echt opzoeken. Waarom kan ik wel oeverloze klassieke gedichten en geheimzinnige formules opdreunen, maar niet de Nederlandse naam van dit ene woord onthouden?


Voor sommigen smaak het naar zeepsop. Heel apart. Een acquired taste zouden de Britten zeggen, die hiermee de smaaksensaties aanduiden die voor de oningewijden een dreun op de papillen en de geestelijke conditie vormen. In de Britse cuisine betreft dat het merendeel van het aanbod. Stilton, lauw bier, erwtenstamp, ontbijttafels als een oorlogsverklaring aan vegetariërs.

Ik kwam er pas mee in aanraking in Zuid-Amerika. Het zat overal in, dus het was een kwestie van acquiren of de hongerdood. Niet alle leden van het reisgezelschap lieten zich zo gemakkelijk naar de sopdis leiden. Ze schoten meteen de keuken in van elk restaurantje waar we kwamen. “¡Hola! No cilantro, por favor. Cilantro, si, si. ¿No, ok?” De meeste koks bakten weinig van het wanhopige gehaspel en voegden van de weeromstuit troosthartig nog een extra handvol vers gehakt zeepkruid toe aan de soep, aardappels en kip die al uren op smaak stonden te komen.


De Spaanse acquisitie heeft plaatsgevonden. Tegenwoordig is het een essentiële smaakmaker voor m’n oosterse en Zuidamerikaanse gerechten. Dus nu snel nog wat verse groenwaar acquireren. Selderie? Kardamon? Nee, nee, nee. En geen idee wat wel. Cilantro, ja, maar daar heb ik hier weinig aan.

Ik zie het wel in de winkel, als ze het tenminste hebben. Ik weiger het te googelen. Binnen de flinterdunne grenzen van mijn mannelijke waardigheid houd ik twee onzekerheden met moeite in bedwang: vragen naar waar ik moet zijn en kennis opzoeken die ik gewoon paraat moet hebben. Het kon deze keer wel eens een confronterend boodschapje worden.

dinsdag 17 maart 2015

Eetpatroon

Het nieuwe seizoen vraagt om voorjaarskleuren. Na vier maanden uitsluitend vloeistof in crèmenuances krijgt de kleine kosmonaut uitbreiding van het dagmenu. De chef is de keuken ingedoken met stronken broccoli en wortelbossen, en presenteert nu trots de lenteselectie van briljante groen- en oranjetinten. In handzame verpakking voor een dagelijkse proeve van bekwaamheid. Ontdaan van structuur voor het gevoelige palet. De eerste hapjes worden onderworpen aan de onderzoekende blik van het proefpanel.



Wat moet ik hiermee? Nou voorruit, leg maar op m’n tong. Daar mag het wel een paar minuten blijven liggen, maar dan schuif ik het echt weer naar buiten hoor. Alweer? Weet je zeker dat dit voor mij bedoeld is? Oei! Sorry, ik heb er wat van ingeslikt. Best een grappige sensatie. Nog eens een microhapje dan. Htsjoe!! Waar waren we gebleven. Hé, jullie hebben de kamer in bijpassende kleuren geschilderd terwijl ik even niet keek. Leuk concept. Ik moet hier vaker komen.

Het voedingspatroon kent z’n eigen ritme. In aanloop ontstaat een lichte onrust. Er is honger. Of tenminste trek. De aanblik van de fles en het omdoen van een slab zijn stresstriggers om luidkeels te uiten dat het wel wat sneller mag (komtienoukomtienou?). De overgang van deze staat van mindfulness naar een gevulde buik wordt gedirigeerd door een zacht roterend voetje. Als de laatste druppels uit de fles worden gezogen in het vacuüm dat door de twee maagdenburger bolle wangen is gecreëerd, ontsnapt nog even een golfje intens verdriet (neenietnoualleeg…). Loslaten is pijnlijk. Maar al snel krijgt de verzadiging de overhand en ontstaat de ontspanning.


Over de jaren verwatert dit primaire proces en raakt het bekneld in sociale conventies. We nemen bestek ter hand, bespreken hoe de wereld eruit moet zien en kijken om ons heen in plaats van bewust te genieten. 

Als we geen taal tot onze beschikking hadden zou een zakendiner er toch heel anders uitzien. Na aankomst in het restaurant worden de gasten al snel ongedurig. Het Hoofd Export zet als eerste een keel op en de anderen vallen in. Het personeel bindt haastig de slabben onder rood aangelopen hoofden en probeert onder aanvoering van de patroon zo efficiënt mogelijk de amuses (een prakje van zachtgegaarde groenten op een bedje van broodkorstjes) over de opengesperde monden te verdelen. Een moment van stilte. Even.

Ondertussen wordt de volgende gang uitgeserveerd, maar dat gaat de Business Development Manager niet snel genoeg en hij geeft ferm uiting aan zijn ongeduld. Het huilen gaat over in een hikkend krijsen, totdat hij over de schouder genomen wordt en er na aanhoudend kloppen een knallende boer door de ruimte schalt. Een speentje erin en hij kan terug aan de onderhandelingstafel. Naast hem heeft de ietwat overvoerde CIO net een plas lauwe soep uitgespuugd die rimpelend over het tafellaken trekt.

Wanneer het bouquet van de hemelse geuren wordt weggeblazen door reutelende geluiden en aardse luchten van onder het damast, mogen de disgenoten een voor een op de bartafel gebruik maken van hun verschoningsrecht. Met de spartelende benen hoog in de lucht, graaiend en kraaiend, is het nog een hele toer om de klittenbandjes op de juiste positie vast te zetten.

Tegen de tijd dat de vermoeidheid toe slaat en de eersten met hun hoofd voorover vallen in hun bord met vla, is het tijd om af te ronden. De gasten worden in hun ledikant getild, ze krijgen een zoen van de oppas van dienst en er wordt nog een dromerig verhaaltje gelezen. Dan gaat het licht uit.


zondag 8 maart 2015

Slaafs

Verslaving is een groot goed. De prikkel in ons systeem die stimuleert dat we terugkomen en herhalen, beloond met fijne stofjes, als hamsters in het rollend rad van ons avontuurlijke bestaan. Het zorgt ervoor dat we doorzetten, getraind raken, goed worden en beter aangepast zijn dan een ander wanneer het aankomt op overleven.

Als we telkens na het aanbreken van de dageraad amechtig onze grot waren uitgesjokt om bij het zicht der ochtendnevels te constateren dat deze dag het hem niet ging worden en terug te keren naar ons bedje van herfstblaadjes, dan was het snel afgelopen geweest met homo sapiens. Maar we worden juist blij van daglicht, de spanning bij de mammoetjacht, een voorraad beukennootjes en van liefdevolle ogen. En zo gaan we voort. Verslaafd aan onszelf.



Onze geest houdt onze geest in een onverbiddelijke greep. Weerstand bieden is pijnlijk, maar niet futiel. Hoeveel liever geven we ons niet over aan de troostvolle warmte van wat we denken dat onze wil is. Nog een snoepje, nog even deze aflevering afkijken, nog een keer samen proberen, nog één level maar, nog eventjes blijven liggen, nog 1 minuutje op de huizensite, ‘n laatste sigaret dan. Allemaal kleine triomfantelijke overwinningen van het overlevingssysteem dat drijft op snelle beloning, gewoonte en verslaving. Vaak tegen beter weten in, maar beter weten is nog geen beter doen.

Natuurlijk zijn we niet willoos, maar de strijd tussen ratio en gevoel is een ongelijke. De verleiding is korte termijn, de beloning voor dingen niet doen ligt meestal in een verre toekomst. Hoe rationeel of calvinistisch moet je zijn om altijd maar uit te stellen? Ultieme spaarzaamheid leidt tot een onvervuld leven. Maar ja, het hebben van de zaak is meestal ook minder vermakelijk dan verwacht.

Dus dan maar de Hollandse middenweg; af een toe een gezellige uitspatting, een sigaar uit eigen doos, een cadeautje met een strik. Kleine slokjes toverdrank. Dat houdt me opgetogen en geprikkeld zonder overdosis, zonder versuffing. Externe chemische middelen zijn daarvoor niet eens nodig; wat beter mens word ik van bier, coke of nicotine? S(t)imulatie van de animale drijfveren, maar dan on overdrive. Met onbalans als gevolg, een nestje katers en de onstilbare behoefte aan meer. 

Een natuurlijke drug als endorfine levert me genoeg bevrediging. Zin om hard te lopen, verder en sneller. Ja, is koud buiten. Het is ook nog donker. Gisteravond was het laat en alles doet pijn, na de mix van klein bier met nevenpool. Maar de verslaving stuwt, de beloning lonkt – vort, de grot uit!