woensdag 2 mei 2018

Lopen op de vulkaan

Vakantieweek op Sicilië. Hoe prachtig het landschap, hoe verrukkelijk het eten, hoe uitdagend om eventjes een stukje te gaan rennen zonder het gevoel dat dit je laatste meters zijn.


Elke deelname aan het verkeer begint al met het slaan van een weesgegroetje en het nog even doornemen van de polisvoorwaarden met de aanstaande erven. Autorijden vraagt om stalen zenuwen en een positief karma. Een witte doorgetrokken streep midden op de weg, direct voor een blinde bocht? Gewoon inhalen. Het is eigenlijk een stippellijn, maar het subsidiepotje voor verf moest leeg. Een stopbord? Toeteren en gaan. Een zebrapad? Ha, parkeerruimte. Voor twee. Hardlopen op straat is al helemaal een exhibitionistische doodswens. Ik kijk uit naar een stuk off-road. Dat lijkt me relaxter.

De omgeving is prachtig en sereen, daar waar er geen Sicilianen gepasseerd zijn. Anders ligt de berm bezoedeld met plastic tasjes, vrijelijk gestorte welvaartsresten en vormeloze hopen onwelriekendheid. Hoe contrasterend met de alom aanwezige liefde voor lekker eten. De maaltijden zijn onontkoombaar verrukkelijk. In de mindere tenten is het geweldig. In de betere gelegenheden bind ik me vast aan mijn stoel om niet meer weg te hoeven.


We nestelen ons vandaag in het bouwkundige equivalent van een plumpudding op de flank van de Etna. Dit geeft gelegenheid voor wat hoogtemeters in de vrije natuur. Als de zon op is, jog ik naar het aardige heuveltje in de buurt. Om de heuvel staat een hek; deze natuur is gevangengezet. Het blijkt hier te gaan om Monti Rossi, een eeuwigsaai randje van de grote vulkaan dat drieënhalve eeuw geleden z’n marginale carrièrepad omgooide en het schopte tot directe verbinding met Midden-Aarde. Toen dat was uitgerispt, resteerde een krater die inmiddels tot recreatiepark is getransformeerd, met bijbehorende entree en daarvan bekostigd hekwerk. De openingstijd is nog niet nabij, dus ik dribbel verder als een hongerige hyena langs de rand van het wildpark. Wanneer ik na een tijdje een gat zie in het hek, ben ik binnen. Het gaat omhoog.

De 45°-helling komt na heel veel meters uit op een gewoon steil pad, waarover ik rond de krater en naar de paar hoogste toppen klim. De voltallige spiergroep van mijn benen heeft inmiddels formeel protest aangetekend wegens mishandeling en schandelijke verwaarlozing. Dat zie ik morgen wel weer. Eerst maar zien hoe ik straks beneden kom zonder eenzelfde afstand op mijn billen schuivend over lavapuin te hoeven afleggen.


Zowaar. Een dwarspad gaat zacht dalend langs de flank. Etna Parkrun, staat op de bordjes erlangs. Wow, hemels. Ik volg de pijlen richting bewoonde wereld. Ze voeren me in een wijde spiraal terug naar het asfalt van de geopende uitgang. Het voelt als dansen.