zondag 30 september 2012

Ik loop op water

Het knaagt al tijden zachtjes in m’n hoofd. Langzaam wordt het geschraap een voelbaar dreunen. Was ik een hond, dan begon ik m’n pantoffels aan te vreten, maar als mens ben ik me meer bewust van het te verwachten gebrek aan bijval uit m’n omgeving. Nu nog drie weken tot de grote M, en dan heb ik het niet over een snelvoedingsoutlet.


Het komt in zicht, ik kan het bijna aanraken. Het trilt en zindert. Het kleurt en straalt. Elke keer als ik m’n hardloopschoenen aantrek denk ik: bijna voor ’t echie! Het trainingsschema bereikt deze week z’n hoogtepunt, 77 kilometers verdeeld over twee rustige vijfmijlers, een yummie 16 km threshold door het blubberbos, 10 km intervaltraining en vandaag als laatste test de lange voorbereidingsduurloop van 35 km.

Wat misschien niet helpt is dat ik gisteren op m'n verplichte sportrustdag nieuwe graszoden heb gelegd. Voorafgegaan door het met hand en schep ontplaggen van de bestaande groenvoorziening. Nergens in m'n tabellen wordt dit als sport genoemd, dus vooruit. Maar toch voelt het net als fitness...
 
De komende drie weken staan in het teken van recuperatie, en loop ik bij elkaar niet veel meer dan deze hele week. Dus oppassen met eten, want het heeft weinig zin om overtollig buikvet een toeristisch rondje Amsterdam te gaan geven. Alleen koolhydraten voor het bufferen van glycogeen, de raketbrandstof van moeder Natuur, en eiwitten voor het herstel van de spieren. Verder dan maar groenten.


De duurloop sleurt me door het hele agrarisch achterland. Als tempo neem ik mijn geplande marathontempo; starten op 11¼ km/h en elk uur een paar procent rustiger. In de eindeloze polders van de eerste helft blaast een uitzichtloze harde westenwind tegen. Geen hazen om me achter te verschuilen, het enige haasje ben ik dus zelf. De tweede helft kan ik het tempo redelijk vasthouden, en ik hoef pas na de tweeëndertig op uitlooptempo te schakelen. De gemiddelde tijd is conform planning. Kan ik het ook zeven extra kilometers op die snelheid? Hm.

Hoe kan ik straks nog meer energie vasthouden? In Amsterdam ga ik zonder drinkgordel lopen, dat scheelt weer een kilootje, en er is genoeg aanbod van drank langs de route. Ik neem alleen gels mee voor de suikers, voor de rest loop ik dus op water. En verder, relaxt blijven. Een elfje op m’n schouder om me aan te moedigen. En gewoon blijven lopen. De ene voet voor de andere, dat is het hele geheim.

zondag 23 september 2012

Fris

Mijn conditie voelt weer terug op het peil van een jaar geleden. Niets te vroeg. Nog vier weken tot target: een rondje door het Amsterdams Olympisch stadion, inclusief een stukje buiten de muren, van in totaal 42,2 kilometer. Die vijf meter krijgen ze van mij cadeau.

De spanning begint al langzaam te gloeien. Het heden voelt als een warm bad. Wat achter me ligt zijn dorre tijden en verbrokkelde dromen; gesloten boeken op de gesloten afdeling van m’n geest. Niet verdrongen, maar uitgelezen, geabsorbeerd en liefdevol te ruste gelegd. Het nu en straks omarmt me. Ik kijk vooruit.

Wat roept mijn schema voor vandaag? Een rustige duurloop van 32 kilometer graag, en zoek maar een leuk parcours uit. Zo gezegd. Route in m’n hoofd gestampt. Drankflesjes gevuld en gels bij me gestoken. Verse muziek op de speler. Net op tijd gezien dat ik twee linker sokken aan heb. Dat loopt natuurlijk voor geen meter. In de la gedoken, het Siamese paar met de R’s gevonden en wreed uit elkaar gehaald. Sleutel mee. And go. 

Naarmate mijn loopvermogen toeneemt door de opbouw van de afgelopen twaalf weken merk ik dat m’n ademhaling rustiger wordt, en de afstanden steeds makkelijker verglijden. Lijkt elke training achteraf steeds vaker een eenvoudige inspanning, het lopen zelf blijft vechten voor elk tempo en elke meter. Vooral niet tijdens het lopen aan stoppen denken of hoe ver het nog is, maar wegdromen over alle zoete dingen in het leven helpt me als beste om afstanden te overbruggen. Hardlopen is zen op turbo.

Het is dertien graden vandaag, het waait en het regent af en toe. Ideaal voor een wedstrijd, maar door de geringere fysieke inspanning op laag tempo warm ik niet snel meer op, en ik word rillerig. Eigenlijk een goed teken. Kennelijk moet ik mijn temperatuurgrens voor winterkleding omhoog bijstellen. Ik klem m’n kaken op elkaar, zwoeg van dorp naar dorp, tik de grenspaal aan en zet koers naar huis. De man met de hamer heeft vandaag zeker een vrije dag.

Wie mijn intrinsieke motivaties kent, weet dat ik voor alles te lijmen ben met een ijsje. De afgelopen weken waren mijn duurloopzondagen warm, met als gevolg dat de zone rond de ijssalon het meeste weg had van een Harens Feestboek. Maar nu heb ik al meer dan 33 km afgelegd, het weer is grauw, en de toonbank is voor mij. De aanblik van een zwetende sportzombie met heftig bloedende tepels, alsof het zogen van babyvampiertjes tot mijn dagelijkse bezigheden behoort, schrikt de clientèle voldoende af om meteen mijn bestelling te kunnen plaatsen.

Als ik thuis m’n schoenen uitwurm zie ik dat de sokken wraak hebben genomen. Links zit rechts, en omgekeerd. Liep prima. Het was wel fris, maar ik loop op zonneschijn. Het was een erg lekker loopje, achteraf.

dinsdag 11 september 2012

Min en meer

Het beste loop ik zonder aan lopen te denken. M’n lichaam meldt zich voor de 25 km rustige duurloop, maar m’n hoofd is elders.

Het is nog erg warm, deze zondag. Het intreden van de herfst is even ontsnapt aan de aandacht van de lokale afdeling Meteorologische Planning & Realisatie, en volgens de digitale kwikmeter is het negenentwintig graden wanneer ik naar buiten stap. Schaduw bevindt zich altijd waar ik net was, nooit waar ik nu ben. Ik sta in het volle licht, strek m’n hoofd en bijt het spits af. 

Voor mijn gevoel loop ik geen grote afstanden, want ik hak ze aan stukjes. Niet omhoog kijken naar de steile wand, niet omlaag in de overwonnen diepte, alleen recht vooruit. Zo steek ik alle halve tegels over van het circus Maximus, een voor een en stukjes bij beetjes. Het eerste deel. Nog fris en onbekommerd. Het dwalen begint.

Gisteren wezen zeilen. Hoe lang is dat wel niet geleden. Als de uitnodiging mij vrijdag laat bereikt, en ik me opwerp als vrijwilliger voor de catering, weet ik me overgeleverd aan een strakke planning. Recepten bedenken, picknickspullen opdiepen, ’s ochtends in de eerste rij bij de grutter, en dan bakken & snijden maar. De tijd klikt, de bakjes vullen zich, en krakend voegt de rieten mand zich naar mijn plan. Voordat ik het weet, zit ik in de auto naar het westen.

Het bos. Hier is de koelte. Ik houd me in, en probeer een zo constant mogelijk tempo aan te houden. Een kwart achter de rug. Midden op het lange pad, kilometers tussen de naaldbomen. Strooilicht. Kriebelend.

De verhuurder laat de boot zien, een lichte en makkelijk bestuurbare Valk. Het gaffeltuig blijkt eenvoudig te hijsen, en in de zon met windkracht twee laten de elementen zich gedwee bedwingen. Mijn zeildiploma, ver uit de vorige eeuw, in cyrillische tekens getuigend van een even degelijke als verstofte scholing, had me anders niet geholpen. De week blijft achter en wordt steeds kleiner, op het water heerst alleen sereniteit. Ik leer gaandeweg de functie van de boeien, en zie tot twee keer toe kans het vastgelopen schip met punteren en trapezewerk weer los te krijgen. Inspannend. In- en in spannend.

Halverwege, het viaduct op. De zon staat nu laag en pal in m’n rug. The Final Countdown knalt door m’n oordopjes als ik met lange passen weer omlaag ga. Fietsers komen me tegemoet met toegeknepen ogen. Ik voel me licht.

Het meer blijkt eigenlijk een oversized kanaal, waar aan weerszijden auto’s zichtbaar blijven. Geen aanmeerplekken, anders dan aan asfalt. Het is al laat in de middag als zich eindelijk een landbaar eiland aandient. De zon strooit oranjerode vlammen over het gras, het kleed en de kleine mensjes.

Terugdravend van het buitengebied begint de vermoeidheid te knagen. Kom op, nog maar een stukje. Mag ik dan een ijsje als ik in het centrum ben? Nou, vooruit dan maar. Maar eerst nog verder. We zijn er nog niet.

De aarde gloeit nog, maar de wind is weg. Als de buitenboordmotor niet wil starten, reageert de verhuurder laconiek dat hij ons wel even komt halen. De lucht ontkleurt tot grijstinten. Na uren schuimt de rubberboot al langszij om ons terug te slepen. Zeilinstructeurs, blij met een verzetje, zoals overal ter wereld, relaxed, elkaar becommentariërend, geinend, deskundig en op weg naar een pruttelende pan chili met bier. Het kolkende water van de buitenboordmotor laat tienduizenden verjaarde kwallen verschrikt fluoresceren en wegzakken naar de bodem. Hemelse sterren, helderder dan ooit; zoveel lichtjaren weg, zo tastbaar nabij.

Voor de ijssalon staan twintig mensen te wachten. Dus niet. Ik ren verder, dan die laatste kilometer ook nog maar op een laatste energiebubbel. Stukjes bij beetjes kom ik weer thuis.

woensdag 5 september 2012

Allegaartje

Of ik in kan vallen bij de Stones. Kennelijk is een van de bandleden niet op tijd uit z’n bed getuimeld, en dan ben ik een voor de hand liggende keus. Ik wilde net gaan hardlopen, dus mijn verschijning in loopbroek en reflecterend jasje geeft vreemde blikken in de pub waar ze gaan spelen.
 
De anderen zijn nog aan het opbouwen. Het podiumpje is beperkt, en daarom wordt het drumstel op de vloer opgesteld, aansluitend op een tafeltje waar een nieuwsgierige eter opkijkt naar de stellage van trommels en cimbalen die aan zijn zijde verrijst. Eigenlijk wil ik hem zeggen dat het wel mee zal vallen, maar ik weet het niet. Ik kan niet kan drummen, althans ik heb het nog nooit gedaan. Met m’n vingers op de tafelrand trommelen en ritmisch meeknikken is waarschijnlijk niet wat het publiek van een drummer verwacht.

Gelukkig is Charlie net gearriveerd. Ik moet kennelijk gitaar of basgitaar spelen. Hm. Ik speel geen gitaar. Ook geen bas. Mick is bezig met het instellen van zijn microfoonstandaard. Schuin voor hem heeft hij een whiteboard gezet met daarop een complex proces van pijlen en teksten, waarschijnlijk de setlist. “Kunstig, man!”, zeg ik tegen hem. Hij kijk vreemd op, hij verstaat geen Nederlands.

Dit zijn dus de sixties. Ze zijn nog niet beroemd, en spelen overal waar ze maar kunnen voor wat centen. De mannen zien er ook heel wat frisser uit dan in hun huidige nadagen. Door de ruiten op manshoogte kijk ik uit over een grasveld, waar schooljongens in uniform voorbij lopen.Het is nog middag.

Ik moet wel opschieten, want het kan zo maar zijn dat ik ook straks nog moet invallen bij de Beatles. Volgens mij gebruiken die wel een keyboard, dat kan ik tenminste spelen. De akkoorden moet ik nog wel van vroeger kennen. Staat Yesterday in C?


Het voelt als weleer, met m’n bandje in de kroeg. Maar net een beetje anders. Uitgedaagd worden en keuzes maken, spelen bij de een of bij de ander. Of is het toch niets voor mij en moet ik er ver van blijven, trekt het me in een leven dat niet het mijne is? Ik ben op het randje van uitvliegen. Dichtbij, met m’n neus tegen het glas van de wereld. Aanraken en de spanning voelen, behoedzaam en aftastend. Op de emoties die van binnen suizen, onwetend van de gevolgen. Hoever wordt je meegesleurd als je een stap over de drempel zet? Mag je dat zelf bepalen, is er een weg terug?

Ahhh. Als mijn dromen al zo zijn, hoe ziet mijn leven er dan wel niet uit… Maak me wakker. In godsnaam, maak me wakker!

zondag 2 september 2012

Tilburg Ten Miles 2012 – Afgevlakt

Met de verzamelde Van Halen in de oren (resultaat van een dagelijkse drill in deze popklassieker) en met een fles rosé in de benen (gevolg van een uit de hand gelopen zaterdagavondborrel) ga ik vandaag de strijd aan met de 16,1 kilometers over de Tilburgse lengteas. Wist ik vorige week ongehoopt een PR op de 10 km te boeken, nu realiseert het kleine stukje realisme in me zich dat dit alleen zal lukken als blijkt dat de Zinfandeldruif dopingstalen laat opvlammen in het duister.

Een graadje of twintig, en licht bewolkt zijn uitstekende randvoorwaarden. Enthousiast publiek en drumbandjes langs de route geven ook een extra boost. En dan maar gaan, op een geplande tijd van 5 min/km vlak. De grote opkomst maakt het zoals altijd noodzakelijk om tactisch links en rechts te navigeren bij het inhalen, maar het is niet hinderlijk. De stad schuift onder m’n voeten door als een lopend tegeltapijt.

De eerste helft loopt voorspoedig, en ligt rond de 4:50 min/km. Daarna brokkelt het rap af. Af en toe kan een harde haas of house me meetrekken, maar de stem in mijn oor blijft aandringend verzoeken om het tempo op te voeren. En anders…
Het is eigenlijk maar een training in m’n schema, vertel ik mezelf bij kilometerpaal 12. Een record zit er dan al duidelijk niet meer in. Op iets rustiger tempo laat ik de finish in zicht komen. Nog wel de laatste 500 meter op toptempo. Ik geef alles. Tot een eerdere haas me inhaalt. De afterburner gaat aan, gevoed door brokjes licht ontvlambaar ego, en ik blijk nog veel harder te kunnen. Schroeiend over de finish. Erg lekker. Gelukkig geen PR, want anders zou ik de komende weken m’n drankflesjes met slobberwijn afvullen, en ergens geloof ik dat een carrière onder de brug dan eerder in zicht komt dan de finish op de 42k.