zaterdag 28 februari 2015

Uitbraak

's Nachts klinkt het raspen van nagels over de spijlen aan weerszijden van het ledikant. Krps, krps, krps, krps. Gemurmel. In de slaapzak een mummie, armen gespreid als een verlosser, ogen gesloten als een godin der gerechtigheid. Van buiten iconisch, van binnen een bron vol borrelende beelden uit het collectief onderbewuste. 



...en hier ben ik dan. Ik heb al veel bereikt, ik ben gegroeid en ik leer elke dag bij. Maar ik moet verder; mezelf blijven ontwikkelen. M'n vaardigheden nemen toe, van boven naar onderen. Het begon met kijken, waarnemen, zien. Nu werken ook m'n handen mee. Schudden, strekken, voelen, grijpen. Ik heb vandaag zo'n tinkelding in m'n box opgetild en ermee gerammeld. Ik! Op een of andere schaal is dat een PR. De benen willen nog niet zo. Omhoog tillen, naar beneden laten bonken jawel, maar waar ze verder voor dienen is nog niet duidelijk. Komt nog wel.

Ik ben nog jong en heb nog zoveel kansen. Ik mag me hier niet laten opsluiten, de wereld is groter, daar moet ik zijn. Tralies voel ik. Ik zit hier vast met als enige vergrijp dat ik klein ben. Ontsnappen!

Er zijn al een paar hordes genomen. Eerst die maandenlange opsluiting in een donkere, natte ruimte. Maar daar ben ik uitgekomen. Die uitbraak was behoorlijk fysiek, er is getrokken en geduwd, geschreeuwd, er is bloed gevloeid, maar het resultaat mag er zijn. Nu heb ik een verlicht regime. Opstaan, eten, luchten en oefenen. Zes keer per dag.

En ik ben net gepromoveerd van wieg naar ledikant. Gelukkig hoef ik niet met z'n tweeën op 1 matras, ook al neem ik nu nog maar de helft van de lengte in beslag. Ik voel kansen om ook hieruit te komen.

Er zijn nog zoveel barrières in het leven. Dorp, geloofsgemeenschap, vriendenclub. Veilig binnen. Muren die beschermen, erboven een glazen plafond. Die evenzo belemmeren om er buiten te kunnen. De macht van genen boven opvoeding, een leven lang jagen naar de roes over het geluk dat van binnen zit.

Ik heb een vijl nodig. Ik wil een vijl. Heelal, geef me een vijl. Ik wil het echt. Ik creëer mijn werkelijkheid.



En ja, daar komt ie! Nee, nee, nee - niet m'n nagels bijwerken, ik wil 'm onder het matras moffelen. De tralies doorslijpen. Het zaagsel opeten. Onschuldig kijken bij de inspecties. En dan een tunnel graven naar het gras van de buren. De bevrijding. Dan wordt het wat lastiger. Nog even wachten tot ik kan lopen, of tenminste kruipen? Erwtje kwam ook overal. Mijn held. Eerst even wat slapen...


zaterdag 21 februari 2015

Thuiswerken (3)

Alle goede dingen bestaan uit drieën. Vonden de twaalf apostelen, Reve’s vierde man en de manager van de 3 J’s. Ik kan nu de mix overzien van mijn eerste vier maanden werk en familieuitbreiding. Een groot goed. Groter dan bij drie?

Voorafgaand aan haar vierde vermaanddag staat een bezoek aan het consultatiebureau gepland. Ik ben dol op consultants, maar niet op de pokkeprikken die bij deze gelegenheden worden uitgedeeld. Dapperder dan ik, laat ze zich meten, wegen, prikken en betuttelen.



Alle uitslagen binnen de curve, het sociaalmedische examen is met goed gevolg afgelegd. Ingepakt tegen de miezer wandelen we terug. Ze ziet er in de wagen uit of ze ook al gewapend is tegen Ebola en de MRSA-bacterie.



Wat thuiswerken betreft is er al sprake van een zekere routine. Een groot deel van die routine is onzekerheid. Ik bewaar de uitwerkdingen voor deze oppasdagen, wetende dat de ruime tijd om rustig te kunnen werken op onvoorspelbare momenten onderbroken wordt. Het is wel handig om dan snel te kunnen schakelen tussen een briljante powerpoint en een urgente voeding.

Telefonische vergaderingen vormen het grootste risico. Vandaag heb ik om drie uur een statusupdate. Ik heb dus een speelschema beraamd van voeding, spartelen en rust waarbij het derde bedrijf zich precies tijdens deze belronde afspeelt. Jammer genoeg is het niet aan mij om dit toneelstuk op te voeren en de hoofdrolspeelster houdt zich vandaag niet aan mijn cues en time management. 

Want drie minuten voor beltijd komt er plotseling gepruttel uit de wieg. Veel te vroege opkomst! Wat nu? Ik grijp mijn deus ex machina: de draagzak, waarin ze graag wegdommelt. Pff. Ik open de lijn, schraap mijn keel en kijk glunderend omlaag naar m’n zoete buikwarmer.

Ze zit. Kijkt omhoog naar mij. Trilt haar lipjes. En begint te brullen. Ik heb in mijn tijd wat bozige baasjes aan de lijn horen schreeuwen als het even tegen zat, maar bij deze babypower verbleekt dat allemaal. Ik houd mijn microfoon op stil, krampachtig typend in het meldingenvenster dat er problemen zijn met m’n audio. De status kan deze keer wel per mail. Goed script. Prachtig spel. Maar de regisseur heeft glorieus gefaald. Het kan ook niet altijd een succes zijn. Volgende keer beter.

Is drie dan inderdaad het ideaal? Vraag dat maar aan Josje, de Boze Wolf, D’Artagnan, oom Donald, Jim Lovell of een van de elf ooit zo frisse Three Degrees. Wat mij betreft is alles meer toch weer mooier.



maandag 16 februari 2015

Bijzinnen

Die bij de zuidelijke Nederlanders een onontkoombaar deel van het bestaan vertegenwoordigen, een paar drieste dagen in de late winter, gevuld met hoempapa, waterig bier en kleurensnippers. Wat in mijn normale bestaan nog geen guilty pleasure mag heten, eerder een liptuitende gruwel. Me laat terugdenken aan de tijd op school dat ik als tienjarige zo niet mee wilde in het gedwongen polonaiseklasje dat ik me als skislachtoffer helemaal inzwachtelde, onmachtig meer dan schuifelvoetend langs de kant te staan. Wat pas de laatste jaren wel eens uit groepsgevoel tot toenadering kwam, merkend dat het stramien juist vrijheid heeft om daarbinnen je eigen invulling te geven. 


En wat door zovelen in de buurten wordt meegeleefd dat ook wij dit jaar, zij het geheel bierloos en volledig bij zinnen, naar de optocht gaan kijken; 90 groepen met een ongekend verhaal, gebracht door solistische burgers met een kleine wrok jegens het lokale bestuur tot driedimensionaal roterende wagenspelen, boven de dakgoten uittorenend. Hoe gezellig drie uur in een vrolijke menigte van allerlei afkomst, stijl en kennelijk ongelaafde staat door te brengen is. Of op de markt met tientallen spelletjes voor de kleinsten, waar jong en oud in opperbeste stemming samendrommen.



Waar dit jaar ook een geïntrigeerde baby bij is. Aangetoeterd door de praalwagens, ingehaald door dansmarietjes, toegekust door de Prins, rondkijkend tot het zoemt. Bzzz.

zaterdag 14 februari 2015

Bezichtiging

“Een nieuw huis is geen halfje brood.” Nee, makelaar, en je hebt maar 1 koper nodig. Platitudes genoeg in huizenland, maar handel ho maar. Komen er al kijkers (“ze kunnen snel schakelen!”), willen ze toch liever een huis met een garage. Uitgeschakeld. Dat criterium kan je van tevoren toch vrij gemakkelijk checken; we verbergen geen auto’s in de meterkast. Geen lijken op zolder, geen schimmels in de gang. Er is helemaal niets mis met ons huis dan dat er geen kopers voor zijn. 

We kijken zelf ook rond. Als er dan geknokt gaat worden op ons tuinpad door opbiedende gegadigden, willen wij ook snel kunnen schakelen. De schaarse tijd in bed gaat dus deels op aan huizensites. Gelukkig zijn de meeste advertenties zo slaapverwekkend dat het licht snel uit mag. Het lyrische jargon van de professionele en privé-aanbieders drijft de krul uit je haar, de reeksen foto’s van struiken in de voortuin doen je terug verlangen naar een man onder het zwarte doek.


Er moet een appje te maken zijn waarmee je deze webpagina’s kan zien door een realiteitsfilter. Die de foto’s ontdoet van hun groothoekvisoog zodat je ziet hoe klein de kamers in het echt zijn. Die alvast twintig procent van de prijs afdoet. Die alle bijvoeglijke naamwoorden en hyperbolen uit de tekst knipt (niet op mijn blogs loslaten s.v.p.) en die eigenschappen in duidelijke taal benoemt door te analyseren wat ontbreekt. Geen vermelding van een kelder? Check, dan is er geen kelder. Is de keuken niet recent? Dan is ie oud! Is de woonkamer alleen gezellig? Dan is het een onafgewerkte, bladderende teringzooi. Wordt er een alinea lang over de geheel betegelde toiletruimte gezeverd? Dan is er dikke kans dat je de meest knusse uurtjes daar gaat doorbrengen. En dat de deurklink afbreekt als je er toch uit wilt nadat de rest naar werk en school verdwenen is.

Onze longlist wordt shorter. Mijn lontje ook. Weer een pand bezocht dat een bitter compromis blijkt tussen ligging en ruimte. Goede bereikbaarheid wel. De bus stopt voor de deur, alleen de uitlaatgassen niet. De buren links drijven een wietsalon. De buren rechts houden (niet van) honden. Het tuinhuisje op de foto blijkt een transformatorhuis. Kras.

De uitdaging van de week is een pand in een nieuwe wijk, met veel ruimte en een pompende beschrijving. Slechts een foto… van de tuin met een afgeleefd soort kippenhok erin. Tuinieren is in ieder geval niet een van de hobby’s van de eigenaar. Toch maar gaan kijken, er is vast een goede reden dat de interieurfoto’s er nog niet op staan.


"De eigenaar is erg op z'n privacy gesteld", vertelt de makelaar. Kijk, dat verklaart wat. Ze heeft nog een hoop meer te verklaren. Waarom de gevel al helemaal groen uitgeslagen is. Oh, verkeerde reinigingsmiddel gebruikt? Waarom er een gat in het keukenplafond gezaagd is. Aha, vanwege de lekkage. Waarom de vlisotrap niet goedschiks naar beneden wil komen. Het schilderwerk er uit ziet of die door een zesjarige met een blokkwast is aangebracht. Er diagonale scheuren zitten in het  stucwerk. De plinten krom als een hoepel staan. De materalen uit de knutselcatalogus van de euroknaller zijn gekozen. De inrichting uit de sfeervolle sjabloonmachine van het tuincentrum  komt. Het een bende is. Er is zoveel om doorheen te kijken dat het huis in al z’n naaktheid verdwijnt.

“Volgende week komt er een ploegje klusjesmannen alles aanpakken. Jullie zijn eigenlijk een maandje te vroeg; je zou het daarna eens moeten zien. “ Ze tikt bemoedigend op een scheurtje in de muur. Als reactie breekt een plak stuc uit en valt op de grond. Nee, we zijn precies op tijd gekomen. En op tijd gegaan.

zondag 8 februari 2015

Groet Uit Schoorl Run 2015 – Alweer de eerste

Al twee jaar terug was ik voorbereid op mijn eerste wedstrijd van 30 km. Maar gevloerd door de kopstoot van een vals griepje moest ik de rillingen van die besneeuwde veldtocht in bed beleven. Afgelopen week kantelt mijn gravitatieveld weer: m’n hoofd wordt licht en m’n maag zwaar. Zou de Vloek van Schoorl opnieuw toeslaan? De wraak van de duivelse duingodin wier zanderige paden niet door platvoetig renvolk betreden mogen worden, op straffe van zwabberige benen en een bobbelend brein? Tegen het weekeind trekken de nevelen op en ik verklaar mezelf onverwijld fit voor de start. Let’s go.


Voor mij is het vandaag eigenlijk geen wedstrijd; in hemelsnaam, laat het geen wedstrijd zijn. Ik wil beleefd naar de finish draven zonder opgeblazen pezen of weggevreten spierweefsel. Ik wil om me heen kunnen kijken, genieten van het natuurgebied, lachend naar de vogeltjes en konijntjes. Met een buiging naar alle supervrijwilligers. Hé, daar is de eindstreep al. Tsss, nog een keertje?

Nu telt niet de afstand. Als ik me boos maak haal ik de dertigduizend meter gemakkelijk. Als ik me niet boos maak nog veel makkelijker. Het gaat om de rust en beheersing. Dit is alleen een biologisch verantwoorde training in mijn schema voor het stadse Rotterdam. Hier te hard maakt het daar too hard.

Maar ja. Ik heb de pietluttige neiging om alles, de kleinste stap, de geringste opgave, als een wedstrijd te zien. Het maatschappelijk nut is daarbij vergelijkbaar met dat van de onbegrensde kleuterinspanning om niet op de lijntjes tussen de stoeptegels te stappen. Neem... de supermarkt.

Welke rij zal de snelste zijn? Alle zintuigen op maximale sensitiviteit. Control room, wat is de situatie? Kassa 3 heeft een korte rij, maar een enorme stapel op de band. Kassa 5 telt twee aanspraakhongerige shoppers met warrige mandjes en een onordelijke stapel kleingeld. Van links nadert een torenhoog opgetaste winkelwagen sneller dan ik ertussen kan zwenken. Ik mik op de plek rechts, biddend dat uit m’n blinde hoek tussen de schappen niet alsnog een zaterdagpappa opduikt met een gramstorige peuter die zich met tien vingertjes vastklampt aan het aanpalende kauwgomballenvak en die (de peuter dus) er pas na minuten soebatten en een scheut karakterzwakte weer vanaf te pulken is. Gelukt, ik heb m’n vooraanstaande positie! Een minzame blik van de retailgeneraal over het achterliggende strijdtoneel. O, de melk. Mag ik er even langs?

Dus. Ik maak er een wedstrijd van om niet te hard van stapel te gaan. Dan win ik altijd wat. Het voordeel van deze officiële snelheidsmeting: alles wat ik nu loop is mijn best ever voor de 30k. En hoe slomer, hoe groter de kans dat ik een volgende keer pochend en rochelend een nog betere tijd neerzet.

En ik doe zelfs wat ik me voorneem. Als mijn eerste kilometers te snel worden, los ik m'n onwetende haas en blijf ik een tijd hangen achter een sloom konijn, dat ik Jet doop. Gans Schoorl komt voorbij maar ik blijf grimmig in slow motion. Na de 21 kilometer, Jet heeft met de hijgende meerderheid het parcours via de zijuitgang verlaten, komt de oogsttijd.

Van een wielrenminnende zwager heb ik een tourportie sportgel (de energie-emulsie, niet de toupetwax) gekregen waar epo bij afhaakt. Hierop stoemp ik door de laatste decade als een machtige stoomwals, over menig blanke top der duinen, voorbij hordes strompelaars en kom zoals gehoopt, fit en lachend over de eindstreep, armen in de lucht. De training is afgerond. Tijd voor de reis huiswaarts, naar mijn rondemissen.