zaterdag 21 april 2018

Houvast

Het zal niet de tijd zijn die vliegt, maar ikzelf. Zelfs tot rust vermaand klopt de avond al op de deur wanneer ik die net des ochtends heb gesloten. Het is niet belangrijk waar de tijd blijft; wel hoe het vermogen gekoesterd kan worden om de mooie herinneringen te behouden.

Al als kind besefte ik dat gedachten en gebeurtenissen te snel vervagen. Ik begon daarom elke week een willekeurig moment vast te houden als in een geheugengalerei. In bed liep ik ‘s avonds de mentale foto’s langs om deze herinneringen te fixeren. Andere middelen had ik niet; het zou nog jaren duren voordat ik het ritsratsklikcameraatje met 12 opnames per cassette en het kostbare vierkante flitsblokje zou krijgen. Opschrijven leek me ontoereikend, banaal en niet veilig voor spottende blikken. Als enige restant van dit vroege experiment blijft de nog altijd levendige nachtmerrie die me als vierjarige zo benauwde dat ik wist dat het een echte voorspelling moest zijn, die ik nimmer mocht vergeten. De andere momenten zijn verbleekt en verdampt, de galerie is verdwenen.

Er zijn de foto’s uit het familiealbum. De herinneringen aan die vastgelegde gelegenheden zijn even oranje van zweem en statisch als de afbeeldingen zelf. Het zijn de herhaalde weergaven die de plaatjes een plaats in de werkelijkheid schijnen te geven.

En er zijn de momenten die waarbij uit de versluimerde diepte van mijn hersenen een filmpje gaat spelen, het laken van een belevenis wordt getrokken, wanneer ik met de kleine de dingen doe die ik als eigen kleine ooit heb gedaan. Voor even schittert het moment van toen, zo diep opgeborgen maar niet meer ontoegankelijk.

Het voorlezen voor het slapen gaan. Afdrogen na het badje. Op de vloer spelend met blokjes en stemmetjes. Sokken aantrekken en even een tikje op de voetzool geven. Wankelend op de fiets, als de zijwieltjes geen grond meer raken. De talloze routines om te moeten slapen nog even uit te kunnen stellen, met doorvragen, dwarswegen en verzoeknummers. Al deze stukjes voeg ik weer in de randloze puzzel die vroeger heet. Het bijgelegde deel verscherpt de uitgespaarde ruimte eromheen.


Nu wolkt de lentebloesem door de buurt. Zo kort en zo mooi. We fietsen vandaag door de zon omdat er tijd is en er altijd iets gedaan kan worden. De paardenbloemen staan fris geel in het gras, de eerste pluizenbollen zijn al aanwezig. Dat moet geplukt worden en ertegenaan geblazen tot duizenden kleine parapluutjes hun voortbestaan elders kunnen laten landen.

Ze lacht en wil ze allemaal tot duizelens toe wegblazen. Er is te veel. Ze plukt ze bij bosjes en wurmt ze in haar broekzak. Voor thuis, voor later. Om ooit tegen te blazen en te weten hoe het voelde.

zondag 8 april 2018

Marathon Rotterdam 2018 – Warm onthaal

Rotterdam houdt van grootst aanpakken en de organisatie van vandaag is duidelijk handenwrijvend aan de slag gegaan. Nooit eerder zag ik zoveel verversingsposten, vrijwilligers, dranghekken en signaleringsborden samengaan met zoveel lopers en toeschouwers. Bijna 15.000 marathonners, honderdduizenden toeschouwers. En niet zomaar hekjesleuners; dikke rijen applaudisserend, ratelend en roepend dat je er op vleugels van gaat lopen. Een wedstrijd waar wereldrecords worden gevestigd, als het wat koeler is.


Er komen kost me meer tijd dan er rondlopen. Met de vroegste trein van huis. Door werkzaamheden moet ik onverwacht twee keer overstappen, rennend over stationstrappen om in een minuut de volgende trein te vinden. De uitgevallen routes op dit spitsmoment laten de nog rijdende wagons zo uitpuilen met groepjes sportivo's en verbijsterde buitenlui, dat een deel van de treinwilligen op het perron moet achterblijven. Als haringen naast elkaar gestouwd boemel ik met de gelukkigen naar de Maasstad.

Wandelend arriveer ik na een paar kilometer stipt op tijd in startvak 2. Dat voelt al goed. De inwoners van het eerste startvak zijn echt decennia jonger en fitter, daar hoef ik niet tussen. Het extra rugnummer completeert het gevoel dat ik een kleine wereldprestatie mag neerzetten.


In het vak sta ik net zo vooraan als bij de meer landelijke halve marathon van twee weken geleden. Alleen staan er nu 12.000 lopers achter me, in plaats van 12. En voor me zie ik niet de Oostvaartse binnendijk oprijzen, maar een hemelpriemende Erasmusbrug en Lee Touwers die een daverend "You'll never walk alone" inzet. Hij heeft allemachtig gelijk.


Voor het behalen van mijn ultieme doel, rondje 3½ uur, sta ik toevallig net naast de benodigde pacer van 3:30. Hij heeft er nogal de sokken in. Lang kan ik hem voor blijven, maar terugkomend op de Erasmusbrug haalt hij me toch in en na 25 kilometer moet ik hem laten gaan. Ja, ik heb hem ontslagen. De 3:40 pacer van dienst haalt me in na 35 km; mijn houvast voor het behalen van een PR. Hij verdwijnt vrolijk hupsend uit mijn blikveld. Ik krijg het niet dichtgelopen. Ik neem veel tijd bij de verversingsposten om te drinken en bij te komen.


Tot paal 41. Daar is tie weer! Fijne gozer, die pleurislijer, ja tog? Eh, zou het publiek zeggen. Door mijn dosering kan ik nu de sufgetrainde "versnelling op souplesse" inzetten. Ondanks verkrampingen in beide bovenbenen aan alles wat op spier lijkt, strompel ik harder, en harder. Gierend draai ik van Blaak de Coolsingel op. Nog 500 meter tot de finish. Ik heb ‘m! Nu gas blijven geven. Het publiek wordt wild, de speaker scandeert m’n naam, in Kenia staan ze op de banken. Nou ja, ik heb mijn PR binnen.


Dan bijvoederen, naar huis en het warme weer nuttig gebruiken voor de eerste barbecue van het jaar. Hoe verrukkelijk het uur waarop het laaiend zonnevuur verstild ter kimme wordt gedreven! De hele wedstrijd heb ik gelopen met een grijns op m’n gezicht. Wat loopt dat licht, wat een mooie wedstrijd. Misschien ga ik ‘m nog een keer doen, maar graag als het tien graden koeler is.

woensdag 4 april 2018

Weer voorspellingen

Mijn excuses voor het weer van aankomende zondag. De nog recent verwachte 21 graden heb ik hoogstpersoonlijk vijf graden teruggemantraat. Geloof, inzet en volharding. Als je een marathon denkt te kunnen lopen, dan is het mentaal ontregelen van het weersysteem een bijkomstigheid.

De drie maanden trainen in kou en kouder bereidt mijn lichaam en geest voor op een polaire uitbarsting, niet op een subtropische verrassing. De vooruitblik voor 8 april lag tien dagen terug op een magere tien graden; mijn ideaal voor een wedstrijd. Ik trainde in korte broek om het gestel te stalen. De venijnige wind blies m’n kuiten in ieder geval staalblauw. Maar afgelopen Paasweekeinde knalde het kwik in de glazen bol tot boven de twintig. De voorspellingen van de weermannetjes zijn nog inconsequenter dan het weer zelf.


Weer een andere profetie. Toon mij uw laatste wedstrijdtijd op een willekeurige afstand en ik zal u zeggen hoe snel u de 42,2 kilometers aflegt. De formule die ik hiervoor altijd gebruik, geeft op basis van mijn oliebollenrun van 1 januari een formidabele eindtijd van 3:30. Dus kom maar hier met de bubbels, gefrituurde deegwaren en gammele nachtrust; kennelijk zijn dat dé ingrediënten voor mijn ambitieuze target. Niks ijsbaden en ademhalingsoefeningen; ik zal eens een meedogenloze bestseller publiceren hoe elke snackbartoerist de Kenianen naar de kroon kan steken. En alzo begon ik te trainen.

Na het kwartaal is het tijd voor de finetuning. Ik neem mijn meest recente wedstrijd en kijk bij de eerste 10 sites die een marathontijd voorspellen op basis van een HM. Als één klok de waarheid toont, zaaien tien klokken volledige verwarring. Er liggen maar liefst 25 minuten tussen de snelste en de langzaamste planning. Zo kan ik het ook, stelletje amateuristische professionals, volgende keer vraag ik het wel aan Jomanda.


Over een paar dagen mag ik zelf aan de bak. Dan lossen alle voorspellingen op in een enkel tijdfeit. So long & yippee ki-yay!