maandag 10 oktober 2011

Nog 6 dagen: Verkeersdruk

Schema: Rustdag
Invulling: Onderweg van heen naar terug (Mobiliteitsdag)
Muziek: Chris Rea – Dancing Down The Stony Road

De balans tussen lopen in de vrije natuur of in de stadsjungle valt niet altijd uit in het absolute voordeel van het eerste. Aan de bosrand plussen rust, zuurstofrijke lucht en de oeverloze oneindigheid van weidevelden. Maar de afstand, zompige modderpaden of kromme klinkerweggetjes zijn beduidend minder. De stadskant weegt het direct onder voetbereik zijn, luwe wijken en veel vlak parcours versus De Anderen. O hel, altijd weer die anderen.

Lopen doe je grotendeels alleen, in je hoofd, maar in de stad moet je toch ernstig rekening houden met de overige verkeersdeelnemers. Stoepranden, verkeerslichten, fietsers en auto’s, allemaal onderdelen van de keten in de polistoop, afhankelijk van elkaar, jagend, ontwijkend en negerend.

Voorrang is geen recht, maar een plichtpleging. Op het zebrapad, rechtdoor boven afslaand, voorrangskruising, groen licht: "Joehoe, hier kom ik aangehold, even inhouden graag, ik ben een eerzame jogger!" Maar ook diagonaal over de weg, slingerend tussen optrekkende wagens, efficiënt een rood stoplicht negerend. "Hallo daar, me kijk recht in de ogen, bevestig mijn bestaansrecht, toon je beleefdheid, compassie of zorg om je no-claim." En anders als ultieme gedragsdwang, niet om je heen kijken maar star gefixeerd blijven op een nabije verte, levert je automatisch voorrang op van voetgangers tot vrachtwagens, eh, als ze je zien.

Een hardloper lijkt qua snelheid en wendbaarheid meer op een fiets dan op een voetganger. Ik loop ook bij voorkeur op het fietspad, want veel minder obstakels en mooi asfalt boven losse stoeptegels. Ideaal terrein, afgezien van de oorspronkelijke berijders van deze habitat. Deze stadsfietsers kijken direct door mijn vermomming heen en herkennen de indringer, ze rijden grommend met opgezette haren en toegeknepen ogen om me heen.

De renfietsers vormen een bijzondere variant. Anders dan de naam doet vermoeden, zijn deze niet nauw verwant aan de tweebenige renner. Het gaat hier om slierten, veelal oudere knorrige mannen die met te hoge snelheid voortbewegen op te iele fietsjes. Eerst is er niets. Plots weerklinkt er een brul, de signaalroep van de horde, en daar duikt de fietstrein op, in een rukkende windvlaag pal langs me, en voorbij over de heuvel. Weer overleefd.

Meer dan eens heb ik m’n leven aan me voorbij zien trekken. Beeldje voor beeldje, terwijl de grille van een aanstormende 4x4 (waarom noemen ze zo’n auto niet gewoon een 16?) verweeft met de ad hoc expositie, ik de opgedroogde muggen op het chroom kan tellen (wat is het nut van zo’n rooster als de meeste insecten zich er toch achter ophopen?), mijn heupen proberen uit te breken naar een kant waar geen gillende banden vandaan komen (maar de dopplerverschuiving blijft het gekrijs omhoog duwen, zelfs in het onderwatergekreun van de slow motion), totdat we neus aan neus trillend tot stilstand komen en de film flapperend uit de projector schiet.
Een bijna-aanrijding geeft een intraveneuze shot adrenaline, die direct tot een merkbare turbo leidt op de snelheid van de komende kilometer. Toch niet te vaak proberen. We zijn niet geschapen om geschept te worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten