zaterdag 18 augustus 2012

Daaag

We zijn de koningin niet (ik generaliseer), maar toch wuiven we naar andere lopers. Soms hartelijk beantwoord, soms straal genegeerd, soms argwanend omzeild. Amy Graskamp ten Have besteedt er onvoldoende tekst aan, dus daarom hierbij een kleine duiding van het grote gebaar.

Waarom zwaaien motorrijders en joggers naar volstrekt onbekenden die zich op gelijke wijze voortbewegen, en passeren automobilisten en wielrenners elkaar slechts met een zwijgend loerende blik? En waarom zwaaien motorrijders niet naar joggers, of naar brommers of desnoods motormaaiers van de gemeentereiniging? Omdat het in onze zelfzuchtige genen zit. We zwaaien om te overleven, en alleen naar onze eigen soort.


1.   In de eerste plaats heeft zwaaien te maken met de frequentie waarin we andere lopers tegen komen. Je komt snel over als een clown wanneer je alle vogels, bloemen en kinderen uitgebreid gaat groeten, en dit gedrag is qua tijdbeslag carrièretechnisch ook niet optimaal. Liep iedereen hard, dan zouden we elkaar passeren als de koopjesjagers op een meubelplein met tweede pinksterdag. Daarom zwaaien automobilisten niet, en motorrijders wel.
2.   Daarnaast spelen er narcistische elementen. Kijk mij eens zwoegen en dapper voortploegen. Hallo jij, als ik naar jou kijk, bewonder je mij dan een beetje? Spiegelbeeld, vertel eens even… Naarmate het beeld minder spiegelt, daalt de groetreflex. Mid life mannen zwaaien gelukkig net zo min naar jonge dingen als helaas andersom.
3.   Een norskoppige tegenloper met oordopjes laat je minder makkelijk een blije arm tevoorschijn zwieren, en zorgt dat je hooguit een vinger opsteekt. Soms krijg je een vinger terug. Over allerhande veelzeggende gebaren heb ik al eerder uitgeweid.
4.   De eenling groet, niet de groep. Wielrijders trekken vaker op in groepsverband, lopers veelal alleen. De groep heeft niets met de eenling want de deelnemers hebben elkaar al. De losse loper voelt het oerinstinct om zich te identificeren bij de kudde. Hallo alfaman, snuif m’n oksels en erken het afgedwaalde jong. Dag wantrouwige matriarchen, vrees niet voor uw kroost. Hey jonge strijders, haal die tanden uit m’n kuiten, want ik ben eigenlijk een van jullie.


En voort gaan we, op weg naar de volgende drenkplaats. In de verte doemt weer een tegenligger, starend in de einder. Hoi. Nou ja... Hork!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten