dinsdag 1 augustus 2017

De wildernis in

De stadsjungle kent vele gevaren, maar we zijn ze gewoon. Auto van links, skater van rechts, scooter van waar-dan-ook; je bent zo het verdroten haasje. Elke dag op de weg kan je laatste zijn, maar… wij vrezen het vrije veld, met z’n zoemende bewoners en netelige nabijheid van groeisels. Ook daar kan op een dag de nacht niet komen; toch is in Europa het risico om door een bronstige neushoorn bestormd te worden pertinent kleiner dan de oorzaak te blijken van een kijkersfile, en al helemaal als je je feromonale zones af en toe een wasbeurt gunt.

Ik doe niet onder voor ons. In een woud, ver hiervandaan, waar geen gele paaltjes de vooruitgang van beschaving markeren, beweeg ook ik me behoedzamer dan in het lokale aanplantje. Wat loert er in het struikgewas? Wat ritselt langs de paden? Wat glibbert omhoog tegen mijn loperskuiten?

Maar het is vakantie. Het interklussum. Even geen rapportages bakken of Zweedse meubels schroeven. Nou ja, nog even een nieuwe loeizware wasbak de trap op sjouwen omdat de bestaande aan scheurbuik lijdt, maar dan kan de koffer dicht voor de reis naar het zuiden. Ver weg genoeg om helemaal buitenland te voelen, genoeglijk dichtbij voor een ochtendrit. De Ardennen, bij het pittoreske Vielsalm.

We doen de Grotten, de Watervallen, de Wildwaterglijbaan, de Ourthe en de Bowling. Het is groots. Ik wil ook een looprondje. Alhoewel de omgeving een fietsersparadijs is, kent de regio amper faciliteiten voor een ongestoorde training. Er zijn vrijwel geen vrij liggende fietspaden en op de heuvelwegen zijn de snelheden hoog en de afgronden diep. Voor een hardloper is dat helemaal geen feest. Op de kaart vind ik wel een fietsroute die naar een buurdorpje voert. Als ik daar nou heen ga over kleine weggetjes en dan terug over dat pad, kan ik nog een rustige afstand lopen. Hoe wild kan het zijn?


Vast heel rustig, als de je weg goed onthoudt. Ik ben dus na drie bochten en twee splitsingen al van ’t padje. Dat valt pas op als de vijf volgende bochten en splitsingen niet meer rijmen met het plaatje in je hoofd. De weg wordt een bospad, daarna een paadje. Het bos wordt woud en wild. Het spoor blubbert. Ik ook. Wanneer ik hier een been breek, wie gaat me dan vinden? En in welk seizoen?


Dan zie ik na vijf kilometer de bomen wijken, licht, huizen, een weg, een dorp. Het dorp! De weg terug is een makkie.


Het valt best mee met de gevaren van de wilde natuur, vind ik, eenmaal comfortabel terug in Nederland. Met de vervangen wasbak in m’n armen de trap af hijgend mis ik de laatste tree, waarop ik met 40 kilo steen tegen de vlakte ga. Ik wil graag weer werken. Gewoon elke dag in het verkeer. Dat voelt pas veilig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten