Daar sta ik
dan, slechts meters achter de startlijn, in een bassin van concentratie. De
spanning stijgt en de klok telt af. Ik voel de blikken van omstanders als
laserlijnen over mijn lichaam gaan. Zacht knikkende hoofden, getuite monden en
geknepen ogen weten: hier staat een loper om rekening mee te houden. Ik ambieer
geen podiumpositie; na twee maanden duurlooptraining zijn mijn spieren
ingesleten op de tred van een muilezel. Maar ik wil wel een notering in de top drie van m'n eigen ranglijst voor deze afstand. Hoe hoog kan de lat liggen.
Dit is mijn
race track. Mijn eigen dorpsgrond, waar ik jaren heb gewoond, en elke graspol
persoonlijk ken. Hier was het dat ik m’n eerste officiële 10 kilometer liep, in
de finishtijd die onaangetast bovenaan mijn PR-lijst wappert. Ook nu nog liggen
de klinkers in de bochten wat opgebold door de kracht van mijn afzet, en op de
rechte stukken zijn voor het geoefend oog de uitgesleten groeven nog flauwtjes
zichtbaar.
De Dorpsloop
wordt traditioneel gehouden op de afsluitende zondag van de kermisweek. In de
lucht van suikerspinnen en oliebollen worden de lopers voortgestuwd, vier maal
rond de dorpskern en het kermisplein. De korte afstand en snelle rondgang leidt
bij mij tot bijkans eenzelfde gevoel als rondjes in de Rups of Calypso.
Gelukkig gaan alleen mijn benen op en neer, en wordt ik niet omsloten door het
groene doek waaronder de opschietende jeugd hun blikkerende hormoonspiegels in
tastbare herinneringen wil omzetten. De sfeer voert me in een parallelle
werkelijkheid als van het spiegelpaleis. Lijnen krommen, waarneming verruimt en ik zie niet waar ik kijk. Mijn eigenbeeld strekt. Ergens wordt mijn
naam gescandeerd. Is het in mij?
Regendreiging
heeft de zon weggejaagd, de temperatuur is subliem zoel koel. Als het
startschot knalt, lanceert de lopersgroep zich door de straten. Eenmaal rond,
in de beoogde tijd, maar te snel gestart en al buiten adem. Tweemaal, halverwege, zo kort nog
gelopen, zo onmetelijk ver te gaan. De derde doorkomst, er lijkt hoop op een
goede tijd, maar met een waas voor ogen. De laatste vierhonderd meter moet het
dan gebeuren. In extra versnelling, persen, armen als zuigerstangen. Waar
blijft de vlag? Waar blijft ie? Zwart-witte blokken op m’n netvlies, maar nog
geen eindstreep te zien. Lucht schuurt als zand door m’n longen. Ik kan niet
meer, wil niet meer. Moet. Daar. Yes! Over de lijhijhijn…
Thuis maak ik
de balans op. Twee jaar geleden liep ik de eerste keer deze wedstrijd. Dit was
m’n derde 10 km, en onverwacht een nieuw PR. Tevreden knabbel ik op de kaneelstok
die ik na afloop heb gescoord. De kreukelfolie glimt in het licht van
selectieve observatie als een echte gouden plak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten