Afgelopen
weekend zouden er records smelten in De Bilt, aldus de mediale weergoden. Dat
vraagt een aanpassing van de trainingstactiek. Met 26 kilometers in het
verschiet is het geen kwestie van even bikkelen en een petje opzetten. Mijn
gelaat met de sardonische grijns die de omstanders duidelijk maakt dat ik m’n
hand niet omdraai voor een paar graadjes meer, begint na een paar kilometers te
vervormen tot een wanhopig masker met puppyogen die smeken om 144 te bellen.
zaterdag - zondag |
Er is een makkelijke
en een moeilijke keus. Een simpele en een lastige aanpak. De simpele aanpak is
om het voornoemde petje op de kruin te planten, het schema het schema te laten,
de barbecue af te vullen met brontosaurusbiefstukken en als hoogste haalbare voor
te nemen om niet te vergeten waar de kurketrekker blijft. Het vervelende is dat
dit ook de moeilijke keus is.
De lastige
aanpak is om, geheel tegen mijn zwarte-sportsokkengeloof in de heilzaamheid van
uitslapen in, op zondag de wekker te zetten en de warmtegolf voor te zijn. Toch
is dat de no-brainer. Als je zo blijmoedig gestoord bent om jezelf aan een
marathontraining te onderwerpen, dan vervormt realiteit als een spiegelende
rimpeling boven warm asfalt. Het lijkt heel dichtbij, maar anderen weten wel
beter.
Aldus geschiedt.
Na een onrustige nacht met open raam waar meer gelal dan koelte door binnendringt
weet de wekker me om zeven uur uit bed te sarren. Ja, in het weekeinde vind ik
dat vroeg! De temperatuur is gedaald tot een ijzingwekkende 21 graden. Een
halve liter water achterover kloeken, gel en vocht mee, en op pad.
De stad uit,
langs de rivier. Ik ben niet de eerste en enige loper op dit lugubere tijdstip.
Maar er hangt rust over de uiterwaarden. Een troep grazende ganzen gaat
monkelend opzij, alsof de evolutie ze heeft verteld dat dravers in
fluorescerende groene hemdjes deel uitmaken van de standaard biotoop. Een
viertal stijgt op en scheert in formatie over m’n hoofd in een auditie
voor Top Goose.
Na tien
kilometer ben ik in België. Lopen naar de landsrand klinkt extreem, maar is
net zo onder handbereik als het zandstrand voor een Hagenees in de buitenwijken. Een
rondje om de grenspaal (check!), en langs de stippellijn verder. Na nog zes
kilometer mag ik weer afbuigen richting huis. Maar de zon heeft dan al in de
gaten gekregen wat ik aan het doen ben, en begint me met een extra dosis
straling aan te schroeien.
Het wordt
moeizamer. Ik heb voldoende vocht bij me, en het tempo is goed, maar de warmte
kruipt in m’n systeem. Ik pel de kilometers af als een onrijpe banaan. Toch
neem ik nog een omweg om op m’n geplande afstand te komen. Het laatste stuk drijft
op het vooruitzicht van koelte. Inmiddels is het achtentwintig graden. In de
schaarse schaduw dan.
Als het 26
mijl was geweest in plaats van 26 km, dan had ik de marathonafstand al in de
pocket. Als... Als m’n tante wielen had, zou ze haar houtvlot ombouwen tot
go-kart. Gewoon verder trainen, er komen nog langere afstanden. Maar hopelijk
wordt het koeler, dan kan ik fatsoenlijk uitslapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten