We zijn de
koningin niet (ik generaliseer), maar toch wuiven we naar andere lopers. Soms hartelijk
beantwoord, soms straal genegeerd, soms argwanend omzeild. Amy Graskamp ten
Have besteedt er onvoldoende tekst aan, dus daarom hierbij een kleine
duiding van het grote gebaar.
Waarom zwaaien
motorrijders en joggers naar volstrekt onbekenden die zich op gelijke wijze
voortbewegen, en passeren automobilisten en wielrenners elkaar slechts met een zwijgend
loerende blik? En waarom zwaaien motorrijders niet naar joggers, of naar brommers
of desnoods motormaaiers van de gemeentereiniging? Omdat het in onze zelfzuchtige
genen zit. We zwaaien om te overleven, en alleen naar onze eigen soort.
1. In de
eerste plaats heeft zwaaien te maken met de frequentie waarin we andere lopers
tegen komen. Je komt snel over als een clown wanneer je alle vogels, bloemen en
kinderen uitgebreid gaat groeten, en dit gedrag is qua tijdbeslag carrièretechnisch
ook niet optimaal. Liep iedereen hard, dan zouden we elkaar passeren als de koopjesjagers
op een meubelplein met tweede pinksterdag. Daarom zwaaien automobilisten niet,
en motorrijders wel.
2. Daarnaast
spelen er narcistische elementen. Kijk mij eens zwoegen en dapper voortploegen.
Hallo jij, als ik naar jou kijk, bewonder je mij dan een beetje? Spiegelbeeld,
vertel eens even… Naarmate het beeld minder spiegelt, daalt de groetreflex. Mid
life mannen zwaaien gelukkig net zo min naar jonge dingen als helaas andersom.
3. Een
norskoppige tegenloper met oordopjes laat je minder makkelijk een blije arm tevoorschijn
zwieren, en zorgt dat je hooguit een vinger opsteekt. Soms krijg je een vinger
terug. Over allerhande veelzeggende gebaren heb ik al eerder
uitgeweid.
4. De
eenling groet, niet de groep. Wielrijders trekken vaker op in groepsverband,
lopers veelal alleen. De groep heeft niets met de eenling want de deelnemers
hebben elkaar al. De losse loper voelt het oerinstinct om zich te identificeren
bij de kudde. Hallo alfaman, snuif m’n oksels en erken het afgedwaalde jong.
Dag wantrouwige matriarchen, vrees niet voor uw kroost. Hey jonge strijders,
haal die tanden uit m’n kuiten, want ik ben eigenlijk een van jullie.
En voort gaan
we, op weg naar de volgende drenkplaats. In de verte doemt weer een
tegenligger, starend in de einder. Hoi. Nou ja... Hork!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten