Het is zomer.
Als het niet zo regende kon ik de zon zien. En zij kon mij bruinen en verlichten.
Stijf geworden
na een hele ochtend achter de laptop moet ik het besluit gaan nemen. Lunchen of
lopen. Als ik nu eet wordt het pas einde middag voordat ik naar buiten
ga. Misschien is het dan wel droog. Of het plenst nog harder.
Niet gaan is
geen optie. Het schema is mijn meester, mijn solistische contract. Ik onderwerp
me aan mijn eigen regels. Vandaag een loopje op wedstrijdsnelheid, na een opwarming
van tien minuten op duurlooptempo. Het staat zo geschreven, en alzo zal het geschieden. Niet gaan voelt erger dan het breken van een brievenketting. Rampspoed
zal toeslaan in een ver land, onschuldigen gaan teloor.
Ik ben niet
van chocola, noch zoet, noch bitter. Waar bij de eerste regendruppels de maatschappij een pantser van
regenkapjes, paraplu’s en verwrongen mondjes optrekt, word ik met korte
broek en shirtje de antithese, een eenzame loper die opgaat in de ongerepte natuur
in plaats van zich eraan te ontworstelen.
Een paar
strekoefeningen om de stramme rug te lenigen. Het gevolg van een flexibele
werkplek. Naar buiten turen, waar de wolken jagen. Het windmetertje op het
naburige gebouw tolt als een bezetene. Vogels schieten bogen door de lucht als
de plastic vliegtuigjes die ik vroeger met een elastiek lanceerde. Zie ik daar
een lichtere strook aankomen?
Dichter sta ik
bij het glas. Wilde lucht blaast door het ventilatierooster naar binnen. Neusvleugels
trillen. Instincten ontwaken. “Go, Johnny, go, go, go!”, roept iemand door de
kamer. Ik ben het zelf. Maar ik heet geen Johnny. Diepe ademteug, toegeknepen
ogen, onderkaak naar voren. Ik luister wel. Ben zo terug.
Een verslaving, dat is het. En een verdomd fijne ook nog.
BeantwoordenVerwijderenLeuk blog!