Na een
voorjaar in remise en een paar weken uitgerangeerd door een strompelblessure nu
weer langzaam uit de misère, terug op de rails en op stoom voor de 42 km van
Amsterdam 2012. Met de nadruk op langzaam.
Een doel
stellen is zo simpel. In gedachten ernaartoe leven evenzo: "Ok dan… Als ik over drie maanden zo lang en zo snel
wil kunnen lopen, en ik kan nu zonder veel problemen op dit tempo een tijdje
uithouden, dan is het gewoon een kwestie van elke week een paar procentjes
meer, en dan grijnzend over de finishlijn. Toch? Wat is nou een procent in deze
tijd?"
Dat is
inderdaad niks, en dat betekent dat je met zo’n lineaire opbouw ook niet veel
opschiet. Het lichaam is geen elastiekje dat gedachteloos kan worden opgerekt.
Effectief trainen vraagt om afwisseling in afstand en tempo, duidelijke
momenten van inspanning en rust, en dat alles bij voorkeur in een gebalanceerd
schema. Het kan zonder, maar dat is zonde. Met een beetje doordachte aanpak
haal je meer uit je lichaam en meer uit je tijd, met minder risico op letsel
van lichaam en geest. Dat heb ik eigenwijzerig ook op de moeizame manier
geleerd.
Dus ren ik
niet meer elke dag op maximale snelheid de deur uit om zo ver mogelijk te komen
totdat ik blauw ben aangelopen, maar let ik op de nog relatief beperkte
afstanden en snelheden die m’n schema voorschrijft en opleest. In beperking
toont zich de meester, en daar voel ik me af en toe de schooljongen. Want om
minder ver te lopen dan je eigenlijk wilt is nog daar aan toe; de afstanden
nemen straks nog wel toe. De grote contra-intuïtieve factor is om zo veel en zo
vaak zo langzaam te moeten.
Met name de
duurloop. De wekelijkse training om straks de Grote Afstand te kunnen afleggen.
Elke week een paar kilometer meer, en elke paar weken even een stuk minder als aanloop
voor de volgende sprong. Net echt, maar niet heus, want te lopen op het tempo
van een zwerfkei. Als ik op basis daarvan de eindstreep moet halen, ga ik er
een half uur langer over doen dan m’n streeftijd. Help!
Een marathon
leg je af op zo’n 85% van de snelheid van een 10 km wedstrijd. De duurloop moet
op 7 tot 10% onder marathontempo worden gelopen. Dat is dus op maar driekwart
van een frisse snelle training! En dat voelt onnatuurlijk traag. Bedaard,
bedaagd, bejaard.
Nu snap ik
waarom gestaalde lopers in het verre veld zo sloom overkomen. Ze moeten. En al
die hip geklede jonge meiden, iPod in de hand, in hun dromerige danspascadans. Die zijn niet alleen maar eye
candy, die volgen een straffe training! Respect. Er achteraan.
Kennelijk is
het nuttig en nodig, anders stond het niet zo in alle schema’s. Wat kan het
bijdragen aan een goede opbouw?
* De
belasting van pezen, botten en spieren is minder op lage snelheid; in een
zwaarder schema wordt de slijtage hoger en hersteltijd te kort.
* Je
hebt gelegenheid om rustig en goed te letten op je houding (rechtop, bekken
beetje aanspannen), ademhaling (diepte, frequentie), neerkomen en afrollen van
je voeten (niet te veel op de hielen, kortstondig grondcontact), opzwaaien van
de benen en eenzelfde dribbelende
pasfrequentie houden als bij hoge snelheden. En da’s weer best inspannend.
* Het
maakt de loopspieren sterker. Mijn knieën worden een massief fort, mijn
hamstrings en kuitspieren zwellen nog harder dan de blaren die ontstaan door
deze andere manier van lopen.
Nee, het ziet
er eigenlijk niet uit. Ik voel me de 6M$-man in slow motion. Bullet time. Alles
beweegt behalve ik. M’n schaduw draait om me heen. Ik word ingehaald door
winkelende dames. Een kraaiende kleuter op een rood driewielertje. Koutende kabouters.
Naaktslakken. Groeiende klimop. Het tegemoetkomend verkeer. Mezelf.
Een Chinees
gezegde luidt: Wees niet bang om langzaam voorwaarts te gaan, wees alleen bang
om stil te staan (中國童話故事並不總是盲目相信). Hm. Anders dan vorig jaar ga ik het nu wel proberen. Langzaam aan. En
kijken of ik daarmee m'n snelle deadline haal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten