Het beste loop ik zonder
aan lopen te denken. M’n lichaam meldt zich voor de 25 km rustige duurloop,
maar m’n hoofd is elders.
Het is nog erg warm,
deze zondag. Het intreden van de herfst is even ontsnapt aan de aandacht van de
lokale afdeling Meteorologische Planning & Realisatie, en volgens de digitale kwikmeter is het negenentwintig
graden wanneer ik naar buiten stap. Schaduw bevindt
zich altijd waar ik net was, nooit waar ik nu ben. Ik sta in het volle licht, strek
m’n hoofd en bijt het spits af.
Voor mijn gevoel loop ik geen grote afstanden, want ik hak ze aan stukjes. Niet omhoog kijken naar de steile wand, niet omlaag in de overwonnen diepte, alleen recht vooruit. Zo steek ik alle halve tegels over van het circus Maximus, een voor een en stukjes bij beetjes. Het eerste deel. Nog fris en onbekommerd. Het dwalen begint.
Voor mijn gevoel loop ik geen grote afstanden, want ik hak ze aan stukjes. Niet omhoog kijken naar de steile wand, niet omlaag in de overwonnen diepte, alleen recht vooruit. Zo steek ik alle halve tegels over van het circus Maximus, een voor een en stukjes bij beetjes. Het eerste deel. Nog fris en onbekommerd. Het dwalen begint.
Gisteren wezen zeilen.
Hoe lang is dat wel niet geleden. Als de uitnodiging mij vrijdag laat bereikt,
en ik me opwerp als vrijwilliger voor de catering, weet ik me overgeleverd aan een
strakke planning. Recepten bedenken, picknickspullen opdiepen, ’s ochtends in
de eerste rij bij de grutter, en dan bakken & snijden maar. De tijd klikt,
de bakjes vullen zich, en krakend voegt de rieten mand zich naar mijn plan. Voordat
ik het weet, zit ik in de auto naar het westen.
Het bos. Hier is de
koelte. Ik houd me in, en probeer een zo constant mogelijk tempo aan te houden.
Een kwart achter de rug. Midden op het lange pad, kilometers tussen de
naaldbomen. Strooilicht. Kriebelend.
De verhuurder laat de boot
zien, een lichte en makkelijk bestuurbare Valk. Het gaffeltuig blijkt eenvoudig
te hijsen, en in de zon met windkracht twee laten de elementen zich gedwee bedwingen.
Mijn zeildiploma, ver uit de vorige eeuw, in cyrillische tekens getuigend van
een even degelijke als verstofte scholing, had me anders niet geholpen. De week
blijft achter en wordt steeds kleiner, op het water heerst alleen sereniteit.
Ik leer gaandeweg de functie van de boeien, en zie tot twee keer toe kans het
vastgelopen schip met punteren en trapezewerk weer los te krijgen. Inspannend.
In- en in spannend.
Halverwege, het
viaduct op. De zon staat nu laag en pal in m’n rug. The Final Countdown knalt door
m’n oordopjes als ik met lange passen weer omlaag ga. Fietsers komen me
tegemoet met toegeknepen ogen. Ik voel me licht.
Het meer blijkt
eigenlijk een oversized kanaal, waar aan weerszijden auto’s zichtbaar blijven. Geen
aanmeerplekken, anders dan aan asfalt. Het is al laat in de middag als zich eindelijk
een landbaar eiland aandient. De zon strooit oranjerode vlammen over het gras, het
kleed en de kleine mensjes.
Terugdravend van het
buitengebied begint de vermoeidheid te knagen. Kom op, nog maar een stukje. Mag
ik dan een ijsje als ik in het centrum ben? Nou, vooruit dan maar. Maar eerst
nog verder. We zijn er nog niet.
De aarde gloeit nog,
maar de wind is weg. Als de buitenboordmotor niet wil starten, reageert de verhuurder laconiek dat hij ons wel even komt halen. De lucht ontkleurt tot grijstinten. Na
uren schuimt de rubberboot al langszij om ons terug te slepen. Zeilinstructeurs,
blij met een verzetje, zoals overal ter wereld, relaxed, elkaar becommentariërend,
geinend, deskundig en op weg naar een pruttelende pan chili met bier. Het
kolkende water van de buitenboordmotor laat tienduizenden verjaarde kwallen verschrikt fluoresceren
en wegzakken naar de bodem. Hemelse sterren, helderder dan ooit; zoveel lichtjaren
weg, zo tastbaar nabij.
Voor de ijssalon staan
twintig mensen te wachten. Dus niet. Ik ren verder, dan die laatste kilometer
ook nog maar op een laatste energiebubbel. Stukjes bij beetjes kom ik weer thuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten