De grootste marathon
van Nederland is een unieke ervaring, die je deelt met 13.000
medemedaillemalloten. Achteraf lijkt het altijd simpel, maar de barrières waar
je jezelf overheen sleurt zijn tijdens het lopen angstwekkend hoog. Gelukkig
dat enerzijds het hormonaal overlevingsapparaat in actie komt, om golven oerepo
door lichaam en geest te spoelen. En dat anderzijds de omstanders door het
roepen van je naam (of iets wat daar qua letters op lijkt) je een euforie van
verraste erkenning bezorgen, direct vergelijkbaar met de verbazing die een
jarig kleuter met een beletterde feestmuts ten deel valt als iedereen z’n naam
blijkt te weten.
Die steun kwam niet
uit de hoek van de elektronica. Ondanks een kwartaal redelijk stabiele tracking
en tracing ter training van mijn snelheid, besloot m’n loopapp dat Amsterdam
wel desoriënterend ver weg was. Na een zwabberende eerste helft met
afstandsafwijkingen van meer dan 10%, hield de gps-ontvangst er helemaal mee
op. Zonder exacte sturing op tempo moest ik terugvallen op de zwakste
schakel: mijn gevoel.
De wereld is maar klein onderweg, maar kent bijzondere momenten. Verkleedpartijen, van een
kleurenpruik tot een complete Batmanoutfit. Een meetpaal langs de Amstel, die
de trein met lopers via elektronische smileys laat weten dat ze met 12 km/h
zich keurig aan de snelheid houdt. De renster met
x-benen, bitter bloedend tussen beide knieën, maar sneller dan ik. De hazen die
ik bij wil houden, 20 jaar jonger, 20 kilo lichter en 20 keer mooier. Geen
gelijke strijd.
Na 32 kilometer was ie
dan daar, de man met de hamer. Niks te vroeg. Met net tien kilometer te gaan
weet ik dat ik het toch ga redden, en ik strompel hem voorbij. Sneller dan
gevreesd, en zelfs sneller dan op dat moment gedacht. Om mij heen nog
verrassend veel relaxte lijkende lopers. Maar ook best veel gestreste wandelaars,
plassers, schoenstrikkers en stretchers.
Volgend jaar New York, of ben ik dan helemaal een typische mid-life sufferd? Misschien de Zwolse maar; da’s ook best ver weg. Eerst maar eens bijkomen.