Alles gaat voorbij. Een zeilboot tussen de drooggevallen palen in een weggeëbde zee. Noch het waarvandaan noch het waarheen is bekend, noch nodig om te weten. De zee is de machtigste natuurvorm en we verlangen diep in ons reptielenbrein nog altijd terug naar onze oorsprong.
We komen om het licht te zien, lichter dan elders, een inspiratiebron voor schilders. Om het zand te helpen in de strijd tegen de zee; er moeten kuilen gegraven worden, dammen gelegd, forten gebouwd. Om te voelen hoe koel het water is op deze voorjaarsdag, nog onzwembaar, loerend op onze voeten.
En dit is ‘m dan, de ultieme schaalvergroting na babyteiltje en zwembad. Haar uitzicht op oneindigheid. Thalassa, thalassa, meen ik haar te horen mompelen. Zo is het. Geïntrigeerd grabbelt ze door het zand. Ze schuilt haar gezicht in de schaduw van het zonnehoedje. Ze lacht in oma’s krullen.
Uitgestrekt tussen de waterlinie en de horizon zijn we gewichtloos, los van alle zwaarte. Een vrachtschip gaat voorbij. Wandelaars in dikke jassen. De middag. De lente. Net als de getijden zullen ze terugkomen, maar nooit precies hetzelfde.
De voorbereiding is gedaan, de wedstrijd staat voor komende zondag. Een rondje Rotterdam; heen en weer over de Zwaan om 25 km warm te lopen in Zuid, de spierverstijvende laatste decade rondom het Kralingse bos en dan weer naar de übercoole Coolsingel om ongeremd in de fontein te plonzen.
Maar het gaat er niet van komen. Een plaatselijk verkoudheidje ontwikkelt zich tot een koufronttyfoon, blaast me van m’n voetstuk en houdt me al twee weken van het lopen. Het hoesten is minder, maar de scheuten in rug en middenrif zijn nog overdadig aanwezig. Een proefrondje vorige week eindigde binnen een kilometer kuchend en reutelend leunend tegen een boom. Terug naar af, maar ga niet naar Start.
Een marathon moet je topfit beginnen, niet al als wankelend wrak. M’n conditie heeft een knauw van jewelste en als ik nu nog niet ontspannen kan hardlopen dan gaat het over een paar dagen ook niet prettig worden. Dus wijs en droevig trek ik de stekker uit m’n ambitie voor een lente-marathon met een ontluikend PR.
En wat maakt het nou uit? Het gaat toch om het lopen, niet om een of ander zelfbevestigende microverbetering op een toch al absurde lange afstandstijd? Toch lekker veel zuurstof gesnoven afgelopen maanden? Als het echt serieus zou zijn, dan stond ik in het voorste vak, trainde ik vier keer zoveel en was ik dertig jaar jonger. Zolang aan geen van deze voorwaarden voldaan is, blijft het hobbelen voor de eigen bühne.
Ja, maar… Ik heb er wel zo lang naartoe geleefd. Getraind in weer in wind, nacht en ontij, in de kieren van een al te volle agenda. Geïnvesteerd in het stukje bij beetje aanscherpen van tijden en opkweken van conditie, die nu wegkwijnt als een moestuinplantje zonder water. Snif. C’est la vie. Gelukkig maar.
Ik hoop dat ik deze zondag weer de eerste kilometers kan proberen. Als ik er 4,2 haal dan heb ik m’n target voor deze week gehaald. Daarna pas weer nadenken over de volgende stappen.