We schrijven Breda, 1625. De Spaanse markies Spinola heeft de stad omsingeld en houdt de inwoners in lockdown met meer dan 42 kampementen en fortificaties.
'Stop maar, hoef ik
niet te leren, ik sta al voldoende voor geschiedenis! Is gebeurd, niet meer
belangrijk.' De oudste wiebelt een TikTokdansje, ogen op oneindig.
Vier eeuwen later zijn er nog twee fortrestanten
over. Stadsontwikkeling heeft overwonnen. Industrieterreinen en nieuwbouwwijken
hebben de herinnering overwoekerd.
'Stop maar,
moeilijke woorden, staat niet op YouTube, is geen challenge!' De middelste
plopt haar oortjes in en wijdt zich aan belangrijker zaken.
Niets tastbaars? Toch wel. Tientallen gekleurde
schuine palen, drie meter hoog, markeren al 18 jaar de plaatsen in stads en grazig
landschap waar ooit de lansen van de belegeraars omhoog priemden. Azuur voor de
linie om de stedelingen binnen te houden, cognac tegen legers van buitenaf,
goud voor de plek waar uiteindelijk de sleuteloverdracht plaatsvond en rood
voor de legerkampen.
'Stop maar... Rood
is m'n lievelings! Mag ik een snoepje?' De jongste rammelt met het doosje. Ik
hoor trommelstokken roffelen in een ver verleden.
Een hedendaagse
omloop over historisch terrein moest het worden, langs deze markante symbolen.
Een ronde van 42 kilometer door het gebied van Mark en Aa voor een leger van
renners. Dat was ooit, voordat het wedstrijdjaar werd ingedikt van telefoonboek
tot bierviltje. Maar we mogen weer naar buiten en vandaag lopen we 'm alsnog.
Met z'n allen, maar solo. Naar eigen believen in te richten qua startplek en
looprichting; verzorging en supporters zelf mee te nemen. Het is het idee.
De strijd begint in
het hier en nu. Acht uur 's ochtends, langs het tuinpad van mijn vader. Tja,
als het parcours langs je oude thuis loopt, door de stad waar je bent geboren
en opgegroeid; hoe opgetogen kan je zijn?
Ik loop tegen de
klok in. Eerst over noord, met de lange stukken langs de provinciale weg en
over industrieterreinen. De mooiere stukken in de wijken en het bos bewaar ik
voor inspiratie. Omdat het pontje uit de originele route nog niet vaart en ik
ook weer niet zo historisch begaan ben om zwemmend het Spaanse
inundatiesceanario na te spelen, heb ik een aangepaste route gemaakt die zonder
een lans te missen ook op 42,2 kilometer uitkomt. Meer hoeft niet; het is voor
mezelf, er is niemand anders om tegen te vechten. Ik ben een masochist, maar
wel met beperkingen.
Een tweede reden voor de looprichting is de aanwezigheid van watertappunten langs de route. Er zijn geen kraampjes langs de kant met drankjes, snoep en zoete woorden; het is carry in - carry out or consume. Zelf alles meenemen. Aan de zuidkant komt mijn route langs zes tappunten, in noord is het bar en droog. Voor het tweede deel van mijn loop kan ik dus mijn dorst lessen zonder extra kilo's mee te torsen.
Het is bijzonder om
nu de punten te bezien, vol historische lading, waar ik al duizenden keren
langsgekomen ben. Kijk, dat betonnen gebouw, daar stond dus een kampement. En
midden op die vluchtheuvel, daar bikkelden de soldaten negen maanden, negen
dagen en negen uur lang tot het moment van verlossing. Nou, nou!
De Grote
(Spinola-)Schans is na zes kilometer het eerste zichtbare overblijfsel uit het
beleg. Ik maak een rondje over de beboste ruïnes van de vier bastions en ga
verder. Naar de Kleine Schans, weer zes kilometer noordwaarts, een bobbelig
schiereiland in weideland. Dat was 'm wel, qua tastbare historie. Nu terug, de
brug over de Mark vinden, naar de westgrens van Breda langs moderneske
krochten, beemden en stenige akkers.
Overal bekend
terrein. Mijn schoenen stampen herinneringen omhoog. Hier was ik ooit bijna
gevallen over een hondje aan een lange lijn en daar oppassen, want er lag 11
jaar geleden een losse tegel.
Op 24 kilometer tref
ik m'n eerste drinkpost. Dat werkt dus, maar vanaf hier wordt het zwaarder. In
de marathon is het stuk tussen 25 en 38 kilometer een niemandsland. Zowel de
energie als de finish zijn ver weg. Ik houd vol op het geloof dat ik deze week
een diepduiker hoorde verkondigen: om het te laten lukken moet je ervan
overtuigd zijn dat je het kan.
Lans, check. Lans,
check. Hier ergens moet een verborgen lans staan. No check. Water! Over de Aa.
Nog tien kilometer. Grr, gaan. In een wedstrijd kan je jezelf altijd optrekken
aan de lopers voor je, maar hier voel ik me alleen. Wat boeit het als ik hier
stop en op een terrasje ga zitten? Aaah…
Nog vier kilometer.
Daar, een gouden lans! De kuitspieren zijn er klaar mee en beginnen te verkrampen. Ik hobbel het niemandsland uit. Nog een stukje extra om de 42k2 daadwerkelijk op de teller te
krijgen en daar staat mijn vader & publiek al bij de eerste lans. Tijd om
me te laven aan de tuinspuit en aan te schuiven voor een heerlijke lunch waar
ik maar drie minihapjes van op krijg. Ik krijg een trofee van de jongste. De
honger komt nog wel. De trek voor nog zo'n loopje blijft. Voorlopig laat ik me
niet stoppen.